Helena staat met twee andere meisjes uit groep vijf op het podium in de aula van haar school. “We gaan nu een lied van Adele zingen,” zegt ze. “Het heet Someone like you. We hebben het vertaald en zullen het even voorlezen voor we beginnen.”

Vervolgens lezen de meisjes van acht of negen om de beurt een stuk voor. Ze lezen nog niet vloeiend. Af en toe beginnen ze twee, soms zelfs drie keer aan een nieuwe zin alsof ze het niet helemaal begrijpen. “Soms duurt de liefde een leven lang, maar soms doet de liefde pijn.” Het lied is verdraaid goed vertaald door iemand die de pijn van de liefde lijkt te kennen.

Ze zingen met de papieren voor zich zodat we hun gezichten niet kunnen zien. Het is moeilijk met al die mineurklanken. De coupletten waarvan ze de tekst niet goed uit het hoofd kennen klinken daardoor een beetje vals, maar als ze het refrein inzetten durven ze harder te zingen. “I heard that you’re settled down, That you found a girl and you’re married now. I heard that your dreams came true. Guess she gave you things I didn’t give to you.”

Ik zie Helena met volle overgave zingen en hoop dat de liefde haar nooit zo veel pijn zal doen. Uit ervaring weet ik dat juist de liefde je hart kan breken, dat je niet meer weet waar je weg kunt kruipen, dat je met de theepot wilt gooien, dat je een nieuwe start zou willen maken, maar alle mogelijke oplossingen zijn geprobeerd en hebben tot niets geleid. Afwijzing door degene van wie je houdt is het ergste dat je kan overkomen. Is er een mogelijkheid dat Helena het niet mee hoeft te maken?

Ik was acht en op het schoolplein schepten de jongens op. “Corrie loopt met mij,” zei Henkie en Herman beweerde dat Thea met hem liep. Met mij liep niemand. Ik zou het niet eens aan een meisje durven vragen. Hoe krijg je zo´n verzoek uit je mond? De jongens plaagden me omdat ik met niemand liep en Herman zei nonchalant dat ik Thea dan maar moest vragen want hij had haar net gezegd dat hij niet meer met haar wilde. Ik sliep ´s nachts niet bij de gedachte dat ik een loopaanzoek zou gaan doen, maar ik moest wel vanwege de jongens in de klas. Nadat ik de volgende ochtend voordat de school begon aan Geesje, die naast Thea zat, gevraagd had of zij aan haar wilde vragen of ze met mij wilde lopen, volgden er twee zware uren tot de pauze.

“Ze wil wel,” zei Geesje, maar de volgende dag liep Thea al weer met iemand anders en ik had in die tijd nog geen woord met haar gewisseld en we hadden ook niet samen een stuk gelopen. Nu ik erover nadenk vraag ik me af of ik überhaupt wel eens met haar heb gesproken.

Het pad van de liefde is vol onzekerheden. Jongens leren zichzelf te overschreeuwen om de angst afgewezen te worden te overwinnen en zeker te lijken op het moment dat het erop aankomt. Mannenhormonen helpen een beetje de rol van de praatjesmaker effectief te spelen en als er een meisje is dat er doorheen kan kijken en dan toch met je wil lopen moet je jezelf gelukkig prijzen.

Ik loop nu al 43 jaar met Marion. We hebben alle pijn die daarbij hoort leren kennen en het is daarom dat we weten hoe goed het is een vriend voor je levenspad te hebben waarop je als het erop aankomt kunt vertrouwen, die je kent op je lelijkst en je toch aanvaardt. Iemand met wie je een club hebt.

In het verleden hebben Marion en ik wel eens geprobeerd samen iets te schrijven. Alleen de allereerste keer lukte het: een kinderboek dat Omnibus heette. Marion schreef de tekst en ik maakte de illustraties. Er was sprake van een duidelijke taakverdeling. Een uitgever vond het zo leuk dat hij Marion vroeg een reeks kinderboeken te schrijven. Mij hadden ze daarbij niet nodig. Latere pogingen samen een boek te schrijven mislukten door gebrek aan coördinatie. We wisten allebei te goed hoe het moest en het communiceren over hoe je twee plannen tot één verenigt duurde langer dan in je eentje een boek schrijven. We gaven het op.

Twee jaar geleden werd Marion 60 en vond de uitgever het goed dat we samen een boek maakten over onze tijd in Bali. Dat lukte zo maar en omdat we er ook veel plezier aan beleefden hebben we het nog een keer gedaan. Deze keer over Java. Dat ging nog beter. Als ik er doorheen blader zie ik de vreugde, de pijn, de verrassingen, wat we leerden terwijl wij samen door Java liepen. Hoe veel tijd hebben we nog voor al die andere Indonesische eilanden? Steeds meer haast om die reeks te voltooien.

Ik hoop dat Helena ook iemand vindt met wie ze door het leven loopt en met wie ze samen dingen kan maken. Een kind, een lied, een boek, het maakt niet uit: een optelsom waarin je allebei wie je eigenlijk bent kunt realiseren.

“Had je dat lied echt helemaal zelf vertaald?” vraag ik.

“Nee,” bekent Helena. “De moeder van een van de meisjes.”

Arme moeder. Ik denk dat die ook heel veel pijn heeft.