Ze belt en vraagt in paniek “Ik snap er niets meer van. Waar ben ik?”
“Thuis,” zeg ik.
“Er loop iemand door mijn huis en ik weet niet wat we vandaag gaan doen.”
“Dat is de thuiszorg,” leg ik uit, “die helpt je met je ontbijt en geeft je je medicijnen. Misschien komen we later vandaag nog even bij je om nieuwe koekjes en toiletpapier te brengen.”
“Heb ik jou gebeld?” vraagt ze.
“Ja,” zeg ik.
“Oh, gelukkig, dan weet ik nog wat ik doe.” Twee minuten later vraagt ze me het opnieuw. En daarna opnieuw. En dan nog een keer. Telkens is ze opgelucht als ik bevestig dat zij ons heeft opgebeld. “Oh gelukkig, dan ben ik nog niet aan het dementeren.”
Later die dag ben ik met iemand in gesprek en als een goede vader wil ik een beetje opscheppen over mijn zoon.
“Ja, hij wilde het allemaal zelf gedaan hebben. Hij stopte met zijn studie en werd kabelsjouwer, daarna assistent-opnameleider. In korte tijd was hij zelf opnameleider en toen regisseur en daarna werd hij producent. Zijn grote doorbraak kwam toen hij die jeugdserie produceerde.“ Verdorie, waarom weet ik niet meer hoe die heette. Het huis van…? “Hij werkte toen bij..” en weer val ik stil. Het is iets met een O. “Die jeugdprogrammazender. Hij werd al snel directeur West Europa vanwege alle buitenlandse versies. Duitsland, Zweden en later ook een Engelse. Kom hoe heet die zender nu ook al weer. Nou ja en toen heeft hij vorig jaar ook nog een…” Ja wat heeft hij toen gekregen? Het is een glimmend beeldje met een vrouwennaam. Ze heeft vleugels. “En ook nog een Rocky, dat is een grote Canadese televisieprijs.” Handig zeg, dat ik die naam wel paraat heb. Van die prijs heeft in Nederland echter nog nooit iemand gehoord.
Ik had net zo goed niets kunnen zeggen en mijn gespreksgenoot ziet me precies zoals ben, iemand die grote woorden zoek om meer te lijken dan ik ben. Het is mijn straf voor mijn wens om te pochen en het verontrust me. Nu, in alle rust is de spanning van het vinden van het juiste woord verdwenen en komen de woorden vanzelf thuis. Huis van Anubis, Nickelodeon, Emmy. Het komt allemaal spontaan en ik hoef er zelfs mijn best niet voor te doen. Is het een bijwerking van de nieuwe medicijnen of zal ik dit voor altijd houden omdat ik ouder word? Die medicijnen zal ik wel moeten blijven slikken als ik nog een beetje leuk wil leven. Zal deze ouderdomsvergeetachtigheid erger worden? Zit ik op het laatst helemaal zonder zinvolle woorden? Woorden die me erbij houden. Woorden die ik voorheen uit mijn mouw schudde. Woorden om duidelijk te maken wat me dwars zit. Woorden die altijd van mij waren. Trouwe woorden die me definieerden. In mijn hoofd weet ik nog alles, maar als ik er geen woord aan kan verbinden is het geen zichtbare kennis en ben ik in de mensenwereld stom geslagen.
Met Helena oefen ik Engels omdat ze de volgende dag een proefwerk heeft en haar dyslexie zorgt dat ze moeite heeft met de syntaxis van de Engelse taal. Fijn. Twee woorden die me op het juiste moment gelukkig wel bijstaan. Voor het proefwerk moet ze ook nog een stuk of vijftig woordjes leren. Van het Nederlands naar het Engels.
“Kom op stampen,” zeg ik. “Woordjes kun je altijd leren. We gaan het samen doen.” Ik doe het om ze niet kwijt te raken, zij heeft ze nodig om een plaats in de wereld te krijgen. Ik maak uit een A-viervel vier kleinere stukjes papier. Naast elkaar gezeten leggen we een van die papiertjes op de rij met de Engelse betekenis, bekijken het Nederlandse woord en zij schrijft het ernaast op. Daarna schuift ze het papiertje een regel naar beneden. Uiteindelijk laat ik haar de woordjes die ze niet wist op het tweede papiertje noteren. Dan doen we alleen die hardnekkig onbekende woorden en op die manier gaan we verder. Tot er geen woord meer is, dat ze niet kent. “Morgenochtend ga je alles nog een keer langs alsof het weer nieuw voor je is,” zeg ik. “En heb je dan nog wat moeilijke woorden, dan schrijf je die op en daar kijk je nog even naar in de pauze voor je dat proefwerk hebt. Zo leer je de woorden die bij de dingen horen.”
Marion en ik maken onze verre wandeling en lunchen bij een restaurant onderweg. Op de achtergrond hoor ik andere mensen praten. Allemaal hebben ze contact met elkaar. Dunne lijntjes van betekenis verbinden hen. Ze horen erbij. Ik wil niet naar ze luisteren en zelfs niets over mijn zoon en kleindochters vertellen. Ik ben gelukkig, want ik heb geschreven en nu zet ik de stappen die me fit moeten houden.
Twee vrouwen komen het restaurant binnen. Ik weet het bijvoeglijk naamwoord dat bij hen hoort. Het zijn struise vrouwen met krachtige stap. Een paar meter achter hen volgt een man. Hij draagt een cognackleurige broek en een goed daarbij passend bruin overhemd dat over de broek valt. Dat hij geen colbertjasje aan heeft komt waarschijnlijk omdat hij het niet meer nodig heeft. Eén van die vrouwen heeft denk ik de portemonnee. In zijn broekzak zit hoogstens nog een zakdoek. Ik denk dat de voorste struise vrouw ook zijn nieuwe kleren heeft uitgekozen. Hij loopt gebogen alsof hij al wat ingezakte wervels heeft. Een druppel aan zijn neus en doffe blik in zijn ogen. Nog even en het draadje dat hem met de twee vrouwen verbindt zal breken.
Marion draait zich naar me toe, slaat haar arm om me heen en zegt “Ik houd zo van jou.” Zij weet de juiste woorden.
Mijmeren na/in een druk/ vol leven. Ik geniet er van, altijd gedaan.
De waarnemer=Wim Kayzer zo mooi.
Al wat te beschouwen of te lezen is brengt mij tot een eenvoudig inzicht. Dood een bevrijding en het leven heel mooi.
De liefde
Dankjewel
Dat zijn zeker de belangrijkste 4 woorden x
mooi
Goeie tekst, Ivan, niet het woord maar de intentie (opscheppen over je zoon) is belangrijk. Je blijft een leuke man.
Heerlijk on je woorden en je niet gevonden woorden ertussendoor te lezen .
En die woorden blijven hun betekenis houden, al zijn we nog zo vergeetachtig geworden
Wat een prachtig stuk. Ik ben 42, maar door een burn-out, depressie en de medicatie daartegen ben ik ook regelmatig woorden kwijt. Tegenwoordig vecht ik niet meer om ze te vinden. Een simpel ‘ik kan niet op het woord komen’ volstaat om een begrijpend knikje van mijn gesprekspartner te krijgen. Ik leg het zo vaak mogelijk uit.
Maar als je met een onbekende (waarbij ik niet de moeite van het uitleggen wil nemen) even over een lavendelplantje wil praten en niet ip het woord ‘lavendel’ kan komen, wordt het toch een lastige zaak…
Succes en sterkte gewenst, bij het vinden van die verdwaalde woorden.
De woorden zijn er nog. Maar ze verstoppen zich soms. Diep in je openbaren ze zich als je er niet meer naar reikt. Of ze laten hun betekenis en kleur onuitgesproken, maar wel voelbaar worden. Het blijft verstaanbaar, langs andere wegen, voor hen die je nabij zijn, die van je houden.
Woorden zijn slechts schepsels
creaties om betekenis te geven
om uit te drukken
en verbinding te maken.
Of zelfs meer:
indruk maken
met opschepsels.
Soms kun je ze niet vinden,
liggen op de puntje van je tong.
Als je ze niet kunt zeggen,
kun je ze altijd nog opschrijven,
door de tijd te nemen,
ze te zoeken en te wegen,
om met terugwerkende kracht
te zeggen wat je wilde.
Maar niets is zo veelzeggend
dan de ogen
van een geliefde
als die jou vertellen:
‘Ik houd zo van jou’
‘de’ moet natuurlijk ‘het’ zijn. Was weer te spontaan (en dus te snel) ingetikt.
en ‘dan’ moet ‘als’ zijn. Tjonge, 🙁 ;0)
Wat mooi weer Ivan, dankjewel.
Ik ben tot tranen toe geraakt.
Wat had ik jou graag als opa gehad…!
Hartelijke groet, Vera