“Screening op prostaatkanker scheelt 300 doden per jaar,” staat in de krant. Alle menselijke ontwikkeling begint met taal. In den beginne was het woord… Ik spreek Nederlands en schrijf ook in die taal, maar staar naar deze zin en begrijp het niet goed.

Is dit nieuws vergelijkbaar met een krantenbericht waarin staat: “Als de autobus regelmatig was gecontroleerd zou het ongeluk te voorkomen zijn geweest en dan leefden de leerlingen van klas 4b nog.” Die zin begrijp ik. Het gaat om levens die niet afgebroken hoorden te worden tijdens een schoolreisje. Bij prostaatkanker is echter iets heel anders aan de hand.

Ik probeer geconfronteerd met zo´n moeilijke zin wat er staat me letterlijk voor te stellen. Misschien helpt dat. Nu sterven er in ons land jaarlijks 2500 mannen aan prostaatkanker, maar gaan we screenen dan gaan daar volgens een professor uit Rotterdam 300 mannen van af en als ik hem op zijn woord moet geloven zullen het er dus maar 2200 zijn. En het jaar daarna? Of zou de hooggeleerde bedoeld hebben dat als alle mannen tussen 55 en 59 jaar om de twee jaar gescreend worden er jaarlijks 300 mannen worden gevonden bij wie men op tijd denkt te zijn en een plaatselijke behandeling mogelijk nog zin heeft? Dat is echt iets anders.

Als je hoort dat je prostaatkanker hebt ga je overigens niet onmiddellijk dood. Dat kan jaren duren. Ik kijk naar mezelf. Ik was 53 jaar en had bij het ontdekken van de kanker een PSA van 97 en toen er biopsieën werden genomen bleek dat ik op de kwaadaardigheidsschaal een Gleasonscore van 7 had. Op je schoolrapport is dat cijfer leuk, maar hier niet. Als ik die cijfers invul bij een calculator die uitzoekt hoeveel jaar ik daar nog mee zal leven, kom ik uit op 17,9 jaar. Dan ben ik 72 jaar. Goed, het is niet helemaal correct wat ik schrijf, want zo´n hoge PSA is blijkbaar zo hopeloos dat je het niet eens kan invullen. Ik ben er nog steeds en in ieder geval laat het wel zien dat als je met een screening er niet wordt uitgevist het niet om een onmiddellijk dood gaat. Geen busongeval zal ik maar zeggen.

Stel dat ik er op tijd bij was geweest dankzij de screening, hoe zou ik in een onderzoek met zo´n berekening van het aantal sterfgevallen meedoen? Ook als je dacht op tijd te zijn, is het heel goed mogelijk dat geheime terroristennesten van de kankerbrigade zich al in je lichaam verstopt hebben. Op een dag kan dus blijken dat je eigenlijk niet gered was. Hoor ik zo lang ik nog rondloop bij de geredde stervelingen en niet meer zodra ik aan de kanker overlijd? Verander ik op een gegeven moment van categorie? En iets anders: om gered te zijn door de screening mag ik best doodgaan zolang het maar niet aan prostaatkanker is. Dus als je na het vieren dat je op tijd was dronken achter het stuur gaat zitten en frontaal tegen een boom aanrijdt, hoor je dan toch bij de driehonderd? En als je drie jaar later van de trap valt of vijf jaar later crepeert aan een groot hartinfarct? Ben je dan voor de prostaatstatisticus een eeuwige overlever? Hoe kun je met zo´n grote onzekerheid van die stellige dingen beweren?

Het vervelende is dat er bij screenen ook veel vals-positieve gevallen van prostaatkanker worden gevonden. Dan denkt men op basis van de gegevens met een kwaadaardige variant van de prostaatkanker te maken te hebben. Men is dus blij op tijd te zijn en je gaat – meestal met grote spoed – de medische draaimolen in. Overbehandeling heet dat, want het is eigenlijk niet echt nodig en met een beetje geduldig wachten kom je daar nog achter. Rotterdamse onderzoekers hebben vastgesteld dat screening ongeveer evenveel overbehandelde mannen oplevert (bij 20 procent gaan de alarmbellen ten onrechte af) als geredde mannen. Tegenover elke man wiens leven gered is staat een man die ten onrechte behandeld word. Wat maakt het uit denk je: toch zeker een leven gered. Die behandelde man heeft een erg grote kans om bijwerkingen te krijgen op het gebied van stemming, gevoel van welzijn, huwelijksproblemen, seksualiteit, incontinentie voor urine en problemen bij het ophouden van de ontlasting. Met even veel recht kun je dus zeggen: voor elk gered leven ongevraagd een deels verprutst leven.

Als ik dus zo objectief mogelijk kijk naar de winst kom ik op het volgende: we winnen een paar jaren verderop in ons leven en daar staan levens tegenover van mannen die toen ze 57 waren een posttraumatische stressstoornis opliepen omdat iemand heel hard kanker riep en die daarbovenop ook nog gedurende twintig tot dertig jaar verlies van kwaliteit van leven meemaken door de bijwerkingen van een behandeling die niet nodig was.

Moeilijke keus. Alleen god de lieve heer gaat over zulke beslissingen, maar omdat hij slechts in de hoofden van een deel der mensheid bestaat, gaat de rekenmeester met zijn computer het in zijn plaats doen. Weegt hij de voor- en nadelen van het openen van de doos van Pandora wel goed af? Weet hij wel hoe zwaar sommige jaren tellen?

Moet de man die op een lullige dag hoort dat hij kanker heeft, het dan maar zelf zeggen? Ik kan u verzekeren dat het onmogelijk is. Door angst geleid zal men al snel kwaliteit van leven in willen leveren, iets dat men later mogelijk weer betreurt. Bovendien zullen de mannen om wie het gaat helemaal nooit weten dat er niets gebeurd zou zijn als er niet zo heldhaftig was ingegrepen. Ze zullen altijd aan iedereen vertellen dat ze geluk hadden en dankzij de screening net op tijd waren. Het is net als met de aanschaf van te dure schoenen. Als je het geld eenmaal kwijt bent zal je jezelf altijd vertellen dat je een goede beslissing hebt genomen. Met slechte besluiten valt niet te leven. Na een ´levensreddende ingreep´ ben je daar voor altijd een vurig voorstander van.

Het boeiende is ook dat de mensen die roepen dat we moeten screenen altijd jong en kankerloos zijn. Ze behoren tot de cultuur van de grote kankerangst. Ze praten ook altijd over de strijd tegen de kanker en zien heroïek waar een leven verlengd wordt, blind voor het belang van de kwaliteit. Degenen die kanker hebben zijn meestal wat ouder en begrijpen na wat jaartjes pas wat de bijwerkingen van behandeling inhouden en hoe je kwaliteit van leven kunt definiëren. Zij vragen zich af of het niet allemaal een grote wisseltruc is: hier wat jaartjes erbij en daar wat ervan af. Wij worden gegijzeld door een samenleving die bang is voor kanker, maar is alles, alles, alles geoorloofd om het te voorkomen?

Ach alsjeblieft, geef onderzoekers van een universiteit toch minstens een cursus ´begrijpelijk Nederlands´ zodat wat ze beweren geen valse belofte wordt? Laten we leren wat het betekent als je in een kankerbange samenleving belooft dat als men doet wat jij voorstelt we per jaar 300 mannen gaan redden.