Met tien jaar prostaatkanker dacht ik dat ik al een heel eind was, maar deze week zag ik een onderzoek naar effecten van bestraling van prostaatkanker over een periode van 25 jaar. Nog een eind te gaan dus. Alleen zag ik wel snel dat het misschien niet over mij gaat, want de uitkomst laat zien dat als je vijftien jaar na de bestraling een PSA van minder dan 0,2 hebt je waarschijnlijk nooit meer last zult hebben van die kanker. Dat is bij mij gedurende de afgelopen jaren het geval niet meer geweest. In mijn geval lijkt het meer om de schommelingen van de AEX op de beurs te gaan, maar niet in slechte economische tijden want de PSA curve danst meer omhoog dan omlaag.

Vijfentwintig jaar lang leven met prostaatkanker. Dan zou ik tegen die tijd tachtig zijn. Nog een berg te beklimmen en ik weet niet of ik de top haal. Soms lijkt het of leven met kanker vergelijkbaar is met een voltijds baan. Nooit lukt het echt meer om de gedachte los te laten dat je het hebt. Nooit komt de onschuld van de waan van een eeuwig leven weer terug. Zelfs als het even twee dagen weg is, dan is er altijd weer iets waardoor het weer opduikt.

Misschien was daarom het idee van Marion om op vakantie te gaan wel goed. In een totaal ander omgeving, waarin de dagelijkse routines die ik opgebouwd heb om mijn leven een vorm te geven zodat het lijkt of er niets aan de hand is, zouden nieuwe uitdagingen vormen en een aanleiding kunnen zijn me een ander mens te voelen. Zo eentje zonder kanker met een zonnebril op. Voor we konden nadenken of we het wel konden betalen zaten we in het vliegtuig op weg naar Costa Rica.

Bij het eerste ontbijt voelde ik me al een nieuw mens: koffie, gebakken eieren, rijst, gebakken banaan en frijoles. Het was alsof het weer 1980 was toen ik hier voor het eerst was. Tweeëndertig jaar oud en niets aan de hand, alleen maar toekomst en honderd boeken te schrijven, de wereld te veranderen. Drie uur later echter, toen ik in een huurauto de stad probeerde te verlaten ging het mis. Of het door de jetlag en de routeplanner die bij elke hoek me ordonneerde af te slaan en daarna hardnekkig begon te vertellen “make a U-turn, make a U-turn” kwam weet ik niet, maar ik trok op terwijl ik van links kwam en een felgeel autootje vermeed me maar net. Ik schrok niet eens, want ben de laatste jaren gewend om te denken “Goh, ik leef nog steeds”. Marion was niet zo opgetogen over dit bijna-ongeval. Zonder dat ze het zei voelde ik haar denken “dat komt door die hormonale behandeling”. Ze moest nog tien dagen naast me zitten, want ik had bij het sluiten van een verzekering opgegeven dat ik de enige chauffeur zou zijn. Ze zei het niet, maar ik dacht haar te horen denken “zijn laatste restjes machismo ondanks die hormonale therapie”. Voor de zekerheid heb ik die hele reis nooit meer harder dan zeventig kilometer per uur gereden.

In het eerste park waar we terechtkwamen maakten we ook onze eerste grote wandeling. Daar was het ons om te doen geweest: veel lopen in een andere omgeving dan het bos bij ons in de buurt. Ik liep als een jonge god rond, een avonturier in een onontgonnen natuur. Maar waarom zat ik ´s avonds onder de muggenbulten en had Marion er geen een? Het was altijd andersom geweest. Muggen houden van oestrogeen en niet van mannen. Kwam het door mijn behandeling? De volgende dag begonnen de muggen ook te ontsteken en ´s nachts hielden ze me wakker zodat mijn gedachten maar bleven rondtollen. Zoals vroeger brachten ze me ideeën over de fantastische boeken die ik nog ga schrijven. Dat was natuurlijk fijn, alleen deze keer was het plan om een boek over een aftakelende man wel heel hardnekkig.

Nee, de kanker en alles wat er mee heeft te maken zat als kauwgum onder mijn schoen. In het volgende wildpark liet de gedachte me maar niet los dat zo´n tropische jungle eigenlijk net één groot gezwel is waarin de cellen elkaar opvreten en kapot maken, waar grote bomen wel zestig parasitaire planten moeten tolereren voor de grote vorsten van het woud uitgeput neerstorten. Indrukwekkend, maar enigszins beangstigend.

Toch ging ik me door de lange wandelingen steeds beter voelen en dacht weer dat ik de hele wereld aankon. In het Rincon de la Vieja park maakten we eerst een wandeling van twee uur langs pruttelende vulkanische modderpoelen en daarna hadden we nog energie om de vijf kilometer naar een mooie waterval te lopen. “Kun je het wel?” vroeg Marion. “Daarna moet je ook weer vijf kilometer terug.” Natuurlijk kon ik dat, het liep toch allemaal bergaf. Af en toe zagen we andere mensen van onze leeftijd op de weg terug. Wat hadden die het zwaar. Die waren vast en zeker ongetraind.

Het einddoel – een waterval van zestig meter hoog in een klein plasje ergens in de jungle – viel erg tegen. Dat kwam vooral omdat een stel Amerikaanse tieners in bikini´s en zwembroeken schreeuwend de illusie van de avontuurlijke tocht verstoorden. Het leek meer op een bezoek aan Pirates of the Caribean in Disneyland. We keerden snel om. Toen kwam het gedeelte waarbij ik de berg op moest. Op mijn tandvlees klom ik omhoog. Marion liep ver voor me uit, wachtte af en toe op me. Dit kwam natuurlijk door die therapie. Mijn testosteron laat me onbarmhartig in de steek en ik worstel met mijn eigen wensen. Ik wil die kanker verdorie niet meer. Dit is de berg van 25 jaar die ik op moet. Hier kom ik niet mezelf maar mijn kanker tegen. Geef me doping alsjeblieft, zoals alle andere topsporters. Zakken vol met vers bloed.

´s Avonds in het restaurant hoor ik mannen van mijn leeftijd aan andere tafeltjes zeggen: “Dat was een zware klim zeg. Ik dacht dat ik het niet zou halen.” Ze zullen toch niet allemaal net als ik prostaatkanker hebben?