Op het HD scherm laat ik wat foto´s zien die ik in Istanbul gemaakt heb. Het is als een wandeling door die stad: foto´s van muren die mijn aandacht hebben getrokken met daarop wanhopige kreten en liefdesverklaringen, de mensen die er langs lopen en naar me lachen, de mannen die granaatappelsap te koop aanbieden, de boten op de Bosporus, de meeuwen die me verwijtend toeschreeuwen, de vervallen houten huizen die het gevecht met de tijd niet wisten te overleven. Ineens is het afgelopen, midden in mijn wandeling. Alles is zwart, wat ik ook doe.

“Nieuwe batterijen in de afstandsbediening,” suggereert Marion, maar dat helpt niet.

Ik trek de stekker eruit en een kwartier later doe ik hem er weer in.

“Even re-setten,” zeg ik met een gezicht of ik weet wat ik deed. Alles repareren we tegenwoordig door te re-setten, zelfs onze failliete relaties. Niet mijn beeldscherm echter. Er is niets meer te zien, de ziel is eruit verdwenen.

Zou de televisie te herstellen zijn? Hoe moest ik dat gaan regelen?

“Kun je hem niet even brengen naar die dokter van Hans?” vraagt Marion. Ik kijk haar verbaasd aan. “Die heeft zo´n bedrijf,” voegt ze toe. Ik herinner me ineens dat hij ons vorige beeldscherm niet had weten te redden van een vroege dood. Wat is die man ook al weer precies? Een schermdokter? Een digidokter?

Ik verlang terug naar de tijd van de projector en het projectiescherm. Het licht in de kamer uit, wisselende beelden uit de hele wereld en af en toe iemand die zei “Ivan, niet zo snel. Zo kan ik het niet goed bekijken.” Was er geen beeld meer, dan draaide je een nieuwe lamp in de toverlantaarn. Het enige dat op den duur ontstond was de weerzin om alles te voorschijn te halen en op te stellen. Bovendien wil je in de allerlaatste plaats dat mensen gaan denken: niet weer naar Ivan hoor, want dan moet je de hele avond dia´s kijken. Dus op een dag was het voorbij en zag niemand mijn foto´s meer. Het scherm verloor zijn glans en verkleurde, de projector raakte dik onder het stof. Tot ik ontdekte dat ik een usb-stick aan de zijkant in een opening van mijn dure HD-scherm kon schuiven.

De volgende dag klinkt er lange tijd in de oren een muziekje in de oren voordat ik een menselijke stem hoor. “Mijn televisie doet het niet meer,” leg ik uit. “Hoe lang heeft u hem?” onderbreekt de man aan de andere kant van de lijn. Wat een moeilijke vraag. Alles gaat zo snel. “Ik denk een jaar of twee,” zeg ik. Marion hoort me en zegt dat het niet langer dan een jaar kan zijn. “Wat is uw postcode?” vraagt hij. Nadat ik de gevraagde informatie heb gegeven, zegt hij: “Vier jaar. Het is de vraag of het nog de moeite waard is er door een monteur naar te laten kijken, want de garantie is verlopen. Het bedrijf dat dit soort werk doet rekent zesentachtig euro voorrijkosten en het uurtarief is even duur. Je kunt geluk hebben en dan heb je hem nog een paar jaar, maar er kan zo maar weet iets gebeuren.”

Dat zelfde weekend overlijdt Suus. Eenenvijftig jaar oud is ze geworden. Tweeëntwintig jaar daarvan hebben we haar gekend. Suus leefde alleen en was erg op zichzelf. Ze had lange tijd een hond. Toen hij oud werd en door zijn poten zakte droeg ze hem in haar armen de trap op en af, maar uiteindelijk stierf hij. Ze was erg droevig en pas na lange tijd kocht ze een nieuwe. Suus had last van anorexia en had me wel eens verteld dat ze antidepressiva gebruikte, maar ik had de moed niet gehad om haar te vragen waarom dat was. Wat zou ze me vertellen en wilde ik dat horen? Ik was al druk genoeg met het bedenken van zinnen over prostaatkanker. Dus glimlachten we naar elkaar als we elkaar ontmoetten en vroegen “Hoe gaat het” en daarna zeiden we “goed”. Ze was een paar dagen ziek, raakte uitgedroogd en uitgeput, viel uiteindelijk neer met haar hoofd op de drempel van de keuken en pas de volgende dag werd ze gevonden. Haar nieuwe hond wachtte ongeduldig totdat hij uitgelaten werd.

De monteur van het reparatiebedrijf belt op en laat me weten dat hij zal komen, maar dat ik de aankoopbon moet laten zien voor het geval er mogelijk sprake van coulance is. Die bon bezit ik niet meer en ik moet opnieuw het nummer van het bedrijf waar ik de tv kocht draaien in de hoop dat zij een kopie willen sturen. De muziek dringt zich aan me op. Nu pas hoor ik wat het is. Het is van Toto: “Hold the line, love is not always in time.” Steeds alleen dat ene zinnetje, alsof de bedenker jaren lang bij de KGB heeft gewerkt waar hij leerde hoe je mensen het effectiefst martelt. Het gaat twintig minuten door. Steeds weer die zin. Ik haat uiteindelijk dat bedrijf. Tenslotte gaat het liedje over in het gewone geluid van de telefoon. Nog even en ik zal ze met dodelijke ironie een dosis gif toedienen. Ik wacht ongeduldig maar op eens is de verbinding verbroken. Geen coulance, geen garantie. Goedemorgen, hoe gaat het Suus? Geen antwoord, zwart beeld, ze is uitgewandeld.