´Afscheidsrede´ staat er op de uitnodiging van de universiteit. Het klinkt een beetje als de aankondiging op een rouwkaart: “er is gelegenheid tot afscheid nemen in de aula op 31 januari 2014 om 15.45”. Naarmate de datum dichterbij kwam had ik steeds meer moeite om het woord uit mijn mond te krijgen. “Hoe gaat het met je?” vragen mensen na het ontvangen van de uitnodiging bezorgd aan me. Ik zoek een ander woord dan op de kaart staat en leg uit dat het alleen maar een administratief afscheid is. Mijn werkgever hoeft me niet langer elke maand te betalen en zwaait me uit. Dat is te lang, te gecompliceerd. Uitleggen dat het vanwege mijn emeritaat is blijkt een nog zwaardere opgave. Ik zie menigeen wanhopig oefenen dat woord in één ruk uit zijn mond te krijgen.

“E… e… e… Emiraat”, proberen ze.

“Nou zeg dan maar gewoon pensioen,” leg ik uit. “En dan mag ik nog een laatste keer college geven, vooral voor mijn familie en vrienden. Dan hebben die dat ook eens meegemaakt.”

Alsof ik aan de eettafel niet vaak genoeg aan de arme zielen die toevallig bij ons komen eten uitleg hoe het allemaal gesteld is met de toename aan chronische ziektes en de gezondheidszorg die we niet meer kunnen betalen. Als ik het aan mijn buitenlandse vrienden schrijf, reageren ze echter vol ontzag. “Oh, emeritus professor”. In het buitenland stelt het nog wat voor, maar bij ons is deze eer weggelegd voor iedere hoogleraar die erin is geslaagd de pensioengerechtigde leeftijd te bereiken.

Aanvankelijk had ik gezegd dat ze het maar moesten laten zitten. Het valt namelijk altijd op een vrijdag en dat is de dag die ik in mijn agenda vrij houd voor het geval ik mijn kleindochters van school moet halen. Maar er werd lichte druk op me uitgeoefend om het toch maar te doen en dus schikte ik me, zoals ik me ook schikte in de voorgestelde datum. Veel liever had ik het op 17 mei 2018 gedaan. Dan word ik zeventig. Ik wil helemaal niet weg, begrijp nu eindelijk waar het allemaal om gaat, heb nog een hoop te vertellen en zit nog vol energie. Ik kreeg echter ingefluisterd dat er jongere mensen staan te dringen om mijn plek in te nemen. Dus dan weet je wat je te doen staat.

Het lijkt misschien wat overmoedig van me dat ik over 2018 dacht, maar waarom zou ik de prostaatkankerdiagnose niet nog vier jaar langer op aanvaardbare wijze overleven? Hangt er soms een kaartje met mijn houdbaarheid aan mijn linkeroor?

Niet alleen de vrienden die ik te weinig zie zijn in de war door het woord afscheidsrede. Toen de universiteit een persbericht had rondgestuurd dacht menigeen in de media dat het met me was gedaan. Menselijke hersenen werken nu eenmaal associatief. Kanker en afscheid is een vertrouwde combinatie. Het veroorzaakte een warme hartelijkheid in de vorm van ´laatste interviews´. Ik moest zo vaak over mijn afscheid praten dat mijn tong verkrampte. Uiteindelijk kroop bij Marion en mij iets binnen dat het beste te omschrijven is met de toepasselijke term ´grafstemming´. Een niet te duiden gevoel van dreiging kwam door de kieren het huis binnen. Er was niets om over te klagen want mensen reageerden allerliefst en vriendelijk, maar het leek wel of ik gecondoleerd werd op mijn eigen begrafenis. De afgelopen tien dagen ging het steeds meer voelen als een gelegenheid om bij mijn eigen heengaan aanwezig te zodat ik kan horen wat mensen slechts zeggen als je met gesloten ogen in een kist ligt. Ik ben echter niet van plan iedereen te vriend te houden door nu ook netjes binnen niet al te lange tijd aan de prostaatkanker te creperen.

Dat wil ik gewoon niet en het kan ook niet. Ik zal van me af slaan en me verweren. Ik wil me nog niet af laten leggen en in een donkere ruimte belanden of het gebouw via de schoorsteen verlaten. Ik zal met alle kracht die ik bezit in mijn afscheidsrede over de toekomst praten, over waarom al die aanwezigen bedreigd worden doordat wij mensen bijna niet meer in staat zijn te leven in de samenleving die we samen gemaakt hebben en ons uiteindelijk ziek maakt. Van alles hebben we te veel gehad, van het zoet, van het vet, van de antidepressiva, van de pijnstillers, van het zout, van de pleisters op de wonden, van de stress, van de porno, van het fastfood, van het verdriet, van de lachebekken op de televisie, van de gezondheidszorg, van de middelen tegen maagzuur, van de lange autoritten, van de vervuilde lucht en daarom gaan we samen dood. Een voor een. Ik zal in mijn rede vertellen dat we de wereld rondom ons nog kunnen veranderen, dat het niet te laat is en dat ze mij daarbij nog hard nodig hebben.