“Wat zijn de belangrijkste dingen die je nog wil doen?” vroeg ze nadat ik de buikprik weer had gekregen. Zal de behandeling weer aanslaan en hoe lang zal het nog werken?

Haar vraag wilde ik niet horen, laat staan erover nadenken, maar ik besefte dat ik hem serieus moest nemen. Haar leven is immer het mijne geworden en het mijne het hare. Ik had haar op het plein van de HBS zien lopen: de onaardse en onbenaderbare schoonheid van een meisje van veertien. Pas vier jaar later – in de maand januari – spraken we elkaar voor het eerst en zei ze dat ze Marion heette. Die zelfde avond vertelden we elkaar onze dromen. Schrijven en reizen. Dat hebben we sindsdien gedaan.

“Zullen we naar Marokko liften?” vroeg ik. Zij had met succes eindexamen gedaan en ik had mijn kandidaatsexamen gehaald. Liften, avontuur. We zien wel waar we morgen zijn en hebben een opschrijfboekje bij ons om alles te noteren en een camera om de tijd stil te zetten, verzamelen materiaal dat later tot romans moet worden verwerkt. Een maand voor we zouden vertrekken zag ik een advertentie van de studentenreisvereniging waarin gevraagd werd om een stel dat een hotel in Spanje zou kunnen managen. Praktisch als ik was bedacht ik me dat je dan tegelijkertijd zou reizen en geld verdienen. “Zeg maar dat we elkaar al jaren kennen,” zei ik toen we naar het sollicitatiegesprek in Leiden liftten. “En als ze iets vragen over je Spaans dan vertel je maar dat je vooral passieve kennis hebt.” Ze jokte over haar leeftijd en een maand later zaten we in een trein die ons naar Peniscola bracht.

Het avontuur was na een week voorbij, want toen hadden we het vaste weekmenu van het restaurant dat bij het hotel hoorde leren kennen. Het zou nog vele malen langs komen tot we elke donderdag die Zarzuelasoep van een vis die in zijn eigen staart beet niet meer konden zien.

Het jaar daarop moest het beter, echt avontuur. We kochten van een kennis van haar vader een Renault4 bestelauto en reisden daarin op de bonnefooi in Zuidoostelijke richting. Als het donker werd sliepen we achterin. Een vrouw in Dubrovnik wees naar Marion´s buik en zei “baby”. In Skopje was een aardbeving geweest en verder dan Macedonië – een potentiële bestemming die we ergens op een verjaardag hadden gehoord – hadden we onze reis nog niet gepland. We reden naar Athene omdat we toch in de buurt waren en om de Acropolis te bekijken waar Marion steeds naar zure bommen en gegrilde sardientjes verlangde. We kenden daar geen Griekse woorden voor, reden uren rond om het te vinden en wezen uiteindelijk iets aan dat erop leek. Nadat ze het gulzig op had gegeten moest ze overgeven.

Het volgende avontuur? Als we naar Istanbul reden zouden we op de grens met Azië zijn. Achter die stad lag de route die Alexander de Grote aflegde. We parkeerden de Renault voor de blauwe Moskee en ´s morgens als we uit de auto stapten wezen de mannen ons naar de wasplaats bij de moskee waar we onze voeten, handen, oksels en gezicht reinigden en onze tanden poetsten.

De afgelopen week waren we er na 42 jaar terug en ik herinnerde me alleen nog de anekdotes die we vertelden nadat we weer thuis waren. Over hoe we in een straat vastraakten en de auto niet konden keren omdat achter ons de markt al was opgebouwd, over de jas van schapenvacht die we op de Bazar kochten, over de kebab die we niet konden betalen en de Turkse koffie. Hoe brachten we de dagen door? Zijn we ooit overgestoken naar de andere kant van de Bosporus? In de Rough Guide staat dat de Pudding Shop – vlak bij de Aya Sofia – een verzamelplek was voor mensen die op reis waren naar het Oosten en daar informatie uitwisselden. Zijn we daar ooit geweest? Of aten we de blikken leeg die we van huis uit hadden meegekregen? Witte bonen in tomatensaus. Nu hangen er op de wanden foto´s van mensen die we hadden kunnen zijn en de pudding valt tegen.

Toen het geld op begon te raken, reden we terug naar Nederland waar een gynaecoloog vaststelde dat Marion zwanger was en al een paar maanden later waren we vader en moeder. Toch zijn we altijd blijven reizen en schrijven.

In de straten van Istanbul op weg naar de plekken die we in 1972 niet bezochten denk ik na over het antwoord dat ik haar gaf. Ik wil mijn roman afschrijven had ik gezegd, misschien een mooie selectie van mijn weekblogs over prostaatkanker samenstellen, samen vaker reizen naar de plaatsen waar we nooit waren en misschien nog samen een boek maken als vervolg op Het Bali van Bloem en Het Java van Bloem. Zij de verhalen en ik de foto´s. In de taxi op weg terug naar het vliegveld van Istanbul pitch ik voor haar nog even het plan voor een roman over een man die niets over zijn Joodse familie weet en reist langs plaatsen waar de geschiedenis moet hebben plaatsgevonden zonder dat hij beseft wat er gebeurd is.

In haar ogen lees ik dat ik dat allemaal nog mag doen van haar, dat ik wat haar betreft de lijst eindeloos kan maken in de hoop de dood te slim af te zijn met prioriteiten die aangeven dat ik gewoon zo lang mogelijk door wil gaan met wat ik altijd al heb gedaan, reizen en schrijven.