2013 was een mooi jaar. Ik wilde het niet los laten, verlangde er nog even te blijven, rekte het jaar alsof mijn leven ervan afhing. Dat het zo mooi was had ik waarschijnlijk te danken aan het feit dat wat vervelend was geweest effectief verjaagd was uit mijn geheugen. Van 2014 was er nog niets om van te houden.
Ik tilde allebei mijn kleindochters op en danste met hen op de muziek van oudjaar. Ze schaterden het uit, vooral als het te zwaar werd, mijn rechterbeen schreeuwde om rust en ik me op de bank liet vallen. Hun “Nog een keer” was echter onweerstaanbaar en ik richtte me weer op, nam er eentje links en eentje rechts en zwaaide weer rond. De pijn in mijn heup verdween terwijl we zwierden.
“Ik moet er even over nadenken,” had ik een paar weken geleden aan de orthopeed gezegd. Hij had me verteld dat er wat hem betreft geen belemmeringen voor een nieuwe heup waren. “Ik kom er snel op terug. Wil ook eerst weer even zien wat de PSA is,” had ik hem gezegd. Maar die had ik niet laten bepalen. Ik wilde het niet weten. Mijn prostaatkanker blaft en zit aan een korte halsband. De balans tussen de zich verder ontwikkelende uitzaaiingen in mijn botten en de medicijnen die het moeten onderdrukken biedt niet zo veel ruimte voor manoeuvreren. Hier jij. Af jij. Hij luistert niet. Ik heb de vlekjes op de laatste scans gezien en vermoed dat mijn PSA weer over de bovengrens gehinkeld is. Nog even voor ik weer ga luisteren naar mijn verstand.
Waarschijnlijk zal ik nooit meer naar de orthopeed gaan omdat ik besef dat ik niet moet blijven geloven dat ik de tijd terug kan draaien. Aan alles komt een eind. Op 31 januari ga ik met emeritaat. Afscheidsrede staat er op de uitnodiging aan iedereen. Ik vind het morbide. Hadden ze in mijn geval niet een ander woord kunnen gebruiken? Aan afscheid ben ik nog niet toe. Het kost me al moeite het idee op te geven dat ik Superman ben, dat ik alles aan kan, dat ik altijd door ren en dat ik uithoudingsvermogen heb tot de laatste adem. Door een operatie heb ik misschien wat minder pijn, zal ik gemakkelijker blijven bewegen en zo de bijwerkingen van de medicijnen achter me laten. Maar voor hoe lang? Het gezwel keft en bijt naar mijn benen, terwijl ik en niet hij aan de lijn van de uroloog zit.
Elk nieuw jaar kan het jaar blijken te zijn waarin ik voorgoed vertraagd wordt in mijn tocht naar de toekomst, waar de ontwikkeling stopt en het aftellen begint, waar groei ophoudt en aanvaarden onvermijdelijk is. Heel even nog 2013, want met dat jaar kan niets meer verkeerd gaan.
De gasten verdwijnen, Marion en ik ruimen de tafels op, brengen de oliebollen en appelbeignets die niet gegeten zijn naar de keuken, stapelen de borden op elkaar en zetten de glazen op het aanrecht. De halfvolle flessen champagne zet ik buiten naast elkaar, klaar voor een roemloos einde in de glasbak. In de voortuin liggen de resten van het kindervuurwerk. In de bibliotheek zit Helena op de grond en is geconcentreerd bezig met tekenen.
“Moet jij niet naar bed?” vragen we. “Het is al erg laat.”
“Ik wil niet,” zegt ze heel beslist.
“Nou, wij gaan wel,” zeggen we. “Ga dus maar mee naar boven.”
Onze achtjarige kleindochter haalt haar schouders op. Het kan haar niet schelen.
“Kom nou,” zeg ik en til haar op. “Anders ben je morgen uitgeput.”
Ze begint te huilen. “Ik heb zo´n pijn in mijn benen.”
“Waar?” vraag ik. “Wijs eens aan.”
Ze wijst naar haar bovenbeen. Hebben we te wild gedanst?
“Ben je gevallen?”
Ze schudt haar hoofd.
Ik masseer de spieren van haar bovenbeen.
“Wordt het al minder?”
Ze schudt haar hoofd en zegt: “Ik heb groeipijn.”
Wat een mooi woord. Ineens weet ik ook wat mij mankeert.
Prachtig Ivan.
Indrukwekkend!
Wat zijn relativering en milde humor toch onmisbaar in het leven! Dank Ivan!
lieve ivan dank je wel voor alle mooie teksten uit het vorige jaar dit prachtige nieuwe stukje is een geweldige steun bij mijn persoonlijke groeipijn xxx
Mooi Ivan! Heel herkenbaar.