Nadat ik mijn medische studie had afgerond en oog in oog met patiënten stond die van mij een receptje voor een wondergeneesmiddel verwachtten, besefte ik dat ik eigenlijk onvoldoende wist om aan hun verwachtingen te voldoen.

Ik begreep tegelijkertijd dat elke arts dat probleem had, want ik was een ijverige student geweest en was nooit voor een tentamen gezakt en had altijd zevens of hoger. Ik keek om me heen en merkte dat mijn vrienden en collega’s koortsachtig keken naar wat oudere artsen deden en in een klein boekje noteerden wat zij voorschreven bij bepaalde aandoeningen. Ook waren ze meer dan dankbaar voor de praatjes van artsenbezoekers die op elk probleem een antwoord leken te hebben. Ik besloot met dubbele inspanning in mijn vrije tijd te studeren, want het leek me onverantwoord dat men had goed gekeurd dat ik patiënten behandelde. Ik las alles wat ik kon vinden over behandeling met geneesmiddelen en er ging een wereld voor me open. Wij artsen wisten niet erg veel, konden dat echter redelijk goed verborgen houden, worstelden dag in dag uit met eigen onzekerheid en hoge verwachtingen van patiënten, en ontwikkelden in de praktijk voorschrijfpatronen die lang niet altijd ten gunste van die patiënten waren. Later werd ik in mijn bange vermoedens bevestigd, want onderzoeken toonden aan dat artsen tijdens hun studie slecht worden voorbereid op het voorschrijven van recepten. Bovendien werden ze na hun studie voornamelijk verder beïnvloed door ijverige vertegenwoordigers van de producenten van geneesmiddelen. De overheid bemoeide zich in die tijd niet met de nascholing van artsen op dit gebied.

Ik geloofde heilig in democratie en eerlijkheid, en dacht dat iedereen dit moest weten en dat we de beschikbare kennis moesten delen. Daarom begon ik over geneesmiddelen te schrijven. Ik voelde me immers schrijver en een schrijver schrijft over de dingen die hem bezig houden. Was dit niet iets dat iedereen moest weten?

Het was in de tijd dat patiënten de bijsluiters bij medicijnen niet mochten lezen, want ze zouden maar op allerlei ideeën gebracht worden. En de dokter was een halve heilige. Men dacht dat hij een onbeperkte kennis had en toegang tot alle wetenschappelijke kennis op het gebied van gezondheid en ziekte. Ik begon met een dagelijkse column in de Volkskrant, waarbij Opland tekeningetjes maakte.
Ik had nooit kunnen vermoeden dat het zo aan zou slaan. Wekelijks ontving ik tientallen brieven van mensen die de weg in de gezondheidszorg kwijt waren en ten einde raad bij mij aanklopten. Ik was wel de laatste bij wie ze om raad moesten vragen, want ik was op dat moment een beginner in de studie van geneesmiddelen. Met beginnergeluk had ik voor tovenaarsleerling gespeeld. Mijn stukjes riepen een storm aan reacties op, maar met die storm kon ik verder niet veel. Artsen schreven me enthousiaste brieven omdat ik door het verspreiden van deze gewone kennis over medicijnen hun werk vergemakkelijkte. Er waren echter meer artsen die zich mateloos ergerden aan wat ik schreef omdat ze geconfronteerd werden met vragen van hun patiënten die ze niet beantwoorden konden. Ze beschuldigden me ervan dat ik door het geven van al die geheime informatie over medicijnen de vertrouwensrelatie tussen arts en patiënt ondermijnde. Ze bedoelden daarmee waarschijnlijk dat zichtbaar werd dat ze niet alles wisten en dat sommige van hun patiënten daarom minder vertrouwen in ze hadden. Heel goed leek me dat.

In die periode werd me ook duidelijk dat er in Nederland eigenlijk maar heel weinig mensen veel over medicijnen wisten. Soms hadden ze wel overzicht over een kleine groep geneesmiddelen, maar echt een volledig beeld had niemand. In het land der blinden is eenoog koning en ik werd voor van alles gevraagd. Onnozel als ik was ging ik op allerlei uitnodigingen in, maar ik moest me dan enorm voorbereiden, want telkens weer bleek hoe weinig verstand ik ervan had. Het betekende het begin van een langdurige studie naar geneesmiddelen, hun werking, bijwerking en de problemen die speciale groepen gebruikers ermee kunnen hebben. Die studie gaat nog steeds voort, want het is nooit afgelopen. Er zijn telkens weer nieuwe ontwikkelingen. Ik denk dat als ik een inschatting moet maken van het aantal mensen in Nederland met een goed overzicht van geneesmiddelen in Nederland op dit moment, ik zeker in de topvijf zit. Ik baseer dat onder andere op het gebrek aan kennis dat ik meestal gedemonstreerd zie bij veel van mijn collega’s. Zelfs bij degenen die zonder schaamte zeer stellige beweringen op radio en televisie durven doen. Ik moet ze echter onmiddellijk ook te hulp komen, want in 1975 had ik ook nog niet echt door hoe weinig ik in feite wist en toch schreef ik kranten, weekbladen en boeken vol over medicijnen.

Op ivanwolffers.nl heb ik een aantal dingen bijeen gebracht die ik gedaan heb en doe op het gebied van gezondheidseducatie ten aanzien van geneesmiddelen. De boeken die ik over medicijnen heb geschreven heb ik bij elkaar gezet. Ik heb een aantal artikelen die ik schreef toegankelijk gemaakt. Het zijn er slechts enkele van de honderden die ik geschreven heb. In de loop van de tijd heb ik verschillende computercrashes gehad en oudere teksten heb ik niet meer digitaal tot mijn beschikking. Het zijn wat recentere teksten, die in verschillende kranten en maandbladen gestaan hebben. De selectie is vrij willekeurig.