“De schacht van je femur ziet er goed uit,” zegt hij terwijl we samen kijken naar het scherm waarop de scan van mijn heup te zien is. “Die zal geen problemen opleveren bij een eventuele operatie.” Ik voel me zo blij als een jonge vrouw die hoort dat iemand zegt: “Wat een lekkere kont heb je toch”. Teruggebracht tot één lichamelijk kenmerk, weten dat het geen recht doet aan je volledige persoonlijkheid en daar nog stiekem blij mee zijn ook.

Het was een lange route geweest die me in zijn spreekkamer had gebracht. Mijn klachten waren ooit begonnen toen één van mijn vroegere schoondochters vroeg “Heb je iets aan je been? Je loopt zo vreemd.” De zeurende pijn na lang zitten was geen klacht van betekenis, maar dat het aan me te zien zou zijn, dat zat me dwars. Ik was toch zeker jong, rende elke dag hard en kon alles. Een paar jaar later begon de pijn me steeds meer dwars te zitten en ik bezocht een orthopeed. Op de foto was de slijtage opdringerig aanwezig. “Als het te erg wordt pijnstillers slikken,” zei hij, maar dat was ondenkbaar. Ik, een gezonde kerel, medicijnen slikken vanwege wat pijn?

Zoals met alles in het leven, ging het ook met die heup. Het wordt beter tot je met de skilift boven op de berg wordt afgezet en dan gaat het toch allemaal verrassend snel omlaag. De klachten begonnen me te hinderen bij het hardlopen, bij het vrijen in bepaalde posities, bij lang zitten en ik begon me zorgen te maken of ik met een gehavende heup wel genoeg zou kunnen trainen om de bijverschijnselen van mijn prostaatkankerbehandeling de baas te blijven.

Regelmatig was ik bij de fysiotherapeut die mijn vriend werd en verschillende keren zei hij dat het toch misschien zinvol was een heupprothese te overwegen. Als ik het er met mijn uroloog over had, maande hij me voorzichtig te zijn. “Je weet niet precies waaraan je begint.”

Eén keer was ik er dicht bij. Ik bezocht een kliniek waar men gespecialiseerd was in heupen en ze vonden dat het wel kon. Maar juist toen ontdekte mijn uroloog op een pet-scan de uitzaaiingen en stond mijn hoofd er niet naar. Een aantal daarvan zaten precies in de heup die versleten was. Een uitzaaiing meer of minder, dat hoort bij die gekke kanker van me, maar wat moest ik met die heup? Ik legde het in mijn column in Medisch Contact voor aan de lezers. Tussen verrassend veel adviezen die ik daarop ontving zat er een van een oncologisch orthopeed. Zo iemand weet van de heup en de kanker. Ze schreef me dat er wel degelijk methoden zijn om een heup als de mijne te vervangen door een verse, waarbij voor en na de ingreep bestraling nodig kan zijn. Zo kwam het dat ik opnieuw in de spreekkamer van een orthopeed zat en die zei: “Ik wil nog een CT-scan laten maken en aan de hand daarvan bespreken we hoe en wanneer we het gaan doen.”

´Misschien´ was in eens voorbij: we gaan het gewoon doen. Vanaf dat moment had ik minder last van die heup. Het was alsof nieuw zelfvertrouwen bezit van me dan en daardoor mijn heupprobleem al was opgelost. Voor het eerst sinds zes maanden probeerde ik ook weer een rondje te rennen. Behalve wat spierpijn had ik daarvan geen klachten. Moest ik het nog wel doen? Ik was tegelijkertijd echter al plannen aan het maken. Die fietstocht langs de Mississippi, zouden we dan misschien al komende zomer kunnen maken. Maar, als ik zes weken de heup niet mocht belasten moest het gebeuren in een rustige periode. Natuurlijk niet met de feestdagen. Niet wanneer ik met emeritaat ga en mijn laatste college geef, want als ik dat vanuit een rolstoel doe denkt iedereen dat het afgelopen met me is. Tijdens de boekenweek kan ik dat gedoe er ook niet bij hebben. Met krukken in en uit een auto, ik moet er niet aan denken.

Terwijl we naar de CT-scan kijken zie ik de puntjes waar de kankerhaarden in mijn heup zitten. “Daar hebben we geen last van,” zegt hij. “We kunnen gewoon een normale prothese gebruiken. Dan zagen we hier de kop af en boren een holte in de schacht waarin we dan de pin van de nieuwe kop vast zetten” Hij beweegt de scan nog even naar beneden om het bot in mijn bovenbeen in zijn geheel te bekijken. Hé, daar in de knieën zitten ook van die puntjes. Die zijn er nieuw bij. Klootzakjes. Verkleinwoord, want ze zijn nog niet zo groot. Maar ja ze groeien vermoedelijk sneller dan mijn kleindochters, want niet al te lang geleden zaten ze er nog helemaal niet.

“Kijk,” legt hij uit terwijl we weer omhoog gaan naar de heup. “Dan frezen we dit uit, dan kan daar de nieuwe kom in.”

“Maar raken we dan die metastases daar niet?” vraag ik.

“Op zich is dat niet erg,” zegt hij. “De kankercellen zijn toch onder controle door je behandeling. Voor een deel gaan ze misschien zelfs kapot.”

“Maar jullie zouden ze toch eerst bestralen?”

“Liever niet,” antwoordt hij. “Je krijgt verklevingen en dat kan risico´s opleveren voor het gewricht.”

“En als je freest en die cellen vallen in de schacht en gaan vervolgens met die prothesepin op hun kop groeien? Drukken ze dan die prothese er niet uit?”

“Dat kan ik niet zeggen. Ik heb dat nooit meegemaakt.”

Ik bedenk me dat zo´n orthopeed daar ook nooit meer iets over hoort. Aan het eind van de rit komen we bij de begrafenisondernemer terecht en niet nog een keer extra bij de orthopeed.

“Die kankercellen groeien maar langzaam zo lang de medicijnen nog werken” zeg ik. “Maar op een vervelende dag is de kanker resistent en heb ik er niets meer aan. Dan groeien die metastases en drukken alles weg. Ik heb geen zin om dan met een losse heup te zitten.”

“Nou ja. Denk er gewoon even over na. We houden een plekje voor je open.”

Moet ik verdorie toch weer zelf kiezen. Niemand kan dat van me overnemen. Doorsukkelen, want als ik niets onderneem zal ik nooit meer rennen, en ook tennis zal steeds moeilijker worden. Maar daarover had hij gezegd dat het bij een heupprothese sowieso wordt afgeraden.

Pijn is maar pijn. Niet meer de man zijn waar Marion verliefd op was, dat is waar ik tegen vecht. Iemand die dagelijks rent, die gaat tennissen als zij dat voorstelt, die lange fiets- en wandeltochten met haar maakt, die alles kan en ook nog in elke positie. Nou ja, ik heb gelukkig nog wel een mooie schacht. Hopelijk vindt zij dat ook bijzonder.