Op de zwart-wit foto op Facebook zie ik hem aan de vooravond van een van de belangrijkste momenten in zijn carrière tot nu toe. De zwarte bretellen over zijn spierwitte overhemd, het smokingjasje nog niet aan, een vlinderstrik strak op zijn strottenhoofd, een brandende sigaret in zijn hand, een bezorgde blik in zijn ogen, het litteken boven zijn rechteroog van toen hij een paar weken op kickboksen had gezeten en op straat slaags raakte. Zijn ogen kijken me brutaal aan. “Moet je wat? Ik kan de hele wereld aan.” Straks zal hij het applaus in ontvangst nemen voor de eerste grote speelfilm die hij bedacht heeft en artistiek heeft begeleid. Hij is geworden wat hij altijd zei te willen zijn.

Ik herken mezelf op die leeftijd in de combinatie van overmoed en onzekerheid. Tot ons twintigste levensjaar spelen we onze dromen. Tussen ons dertigste en veertigste oefenen we om onze dromen waar te maken. We maken elke dag fouten, maar blijven geloven dat het ons zal lukken en proberen het telkens opnieuw. Na ons veertigste zijn we volwassenen en hebben we het begrepen. We mogen al onze ervaringen en vaardigheden gebruiken om dat te doen waarvoor we werden geboren. Maar op een dag – als je er helemaal niet op rekent – hoeft het in eens niet meer en kijken we toe terwijl we voor alles te oud lijken te zijn. Met overgave spelen we de rollen die erbij horen, dragen de uniformen die ervoor zijn ontworpen en zeggen de woorden waarvan we denken dat ze bij de rol passen op een manier die geloofwaardig overkomt.

Mijn zoon is bijna eenenveertig jaar en ik zie mezelf op die leeftijd. Ik was net hoogleraar geworden. De dromen waren er nog, maar de tijd van spelen en proberen was voorbij. Het was of ik aan een nieuw leven begon. Ik herinner me dat ik het gevoel aan Marion probeerde uit te leggen. Ik weet zelfs nog precies de plek waar ik dat deed. Telkens als we langs het strand tussen Zandvoort en Haarlem lopen herken ik die plaats en moet ik denken aan de belijdenis die ik toen uitsprak, een belofte over wat ik wilde gaan doen. Ik wilde niet alleen schrijven hoe het moet, maar ook de consequenties dragen voor wat ik beweerde, mijn handen vuil maken en vergissingen begaan bij het bereiken van wat ik dacht dat moest gebeuren. Ik was volwassen geworden en ik wilde een deel van de verantwoordelijkheid voor wat er in de samenleving, de wereld gebeurt op me nemen. Ik sprak grote woorden zoals verandering en verbetering over migratie en gezondheid, het recht op toegang tot zorg voor iedereen.

Al snel leerde ik dat na wat successen er meer fouten volgen dan je ooit hebt kunnen voorzien en soms heb ik me afgevraagd of de roekeloze vlucht in zo´n groot leven niet in hield dat ik mijn leven van daarvoor in de waagschaal stelde. Dat wilde ik echter niet want het anker van mijn bestaan was de liefde voor mijn vrouw en die stoere jongen op de foto. Maar die was begin twintig en had last van zijn vader, moest zijn eigen leven bevechten op de dromen van zijn ouders.

Al die instapkaarten voor vliegtuigen, de platina frequent flyers kaart, de lege lounges waar je alleen bent met je laptop, de voortdurende vervreemding door steeds nieuwe plaatsen, steeds weer andere onbekenden, bijeenkomsten waar je te vergeefs zoekt naar een paar vertrouwde ogen. Mijn eerste reactie toen ik de uitslag van de dokter kreeg was: Van zo´n leven moet je ook wel prostaatkanker van krijgen. Is er niet groeiend bewijs dat verstoring van de hormonale klok in je lijf iets met kanker te maken kan hebben. Nou dan? Na de boodschap van de dokter probeerde ik geschrokken mijn leven weer klein te maken, de doos van Pandora weer te sluiten, maar zo gemakkelijk was het niet. Dromen hebben nu eenmaal veel grotere afmetingen dan het mensenhoofd waarin beslissingen worden genomen.

Alle resten van het leven ervoor staan nog in mijn werkkamer
en na elke nieuwe poging het te ordenen wacht ik weer lang of ik de moed heb het weg te gooien, maar het lukt niet om afstand te nemen van de dromen die ik had. Wat is er gebeurd? Heeft wat ik deed iets bijgedragen aan de wereld die moest veranderen of aan mijn eigen welzijn? Tussen de scherven van mijn leven zie ik maar één oplossing: alles terugzetten waar het stond, mijn smoking aantrekken, vlinderstrik netjes recht, manchetknopen aan doen, zwarte schoenen zoeken en op weg naar de première van de film van mijn zoon. Maar voor ik vertrek plaats ik onder die foto van hem op Facebook nog een zwart-wit foto uit 1976. Hij is daarop drie jaar oud en houdt zijn vuistjes in de lucht alsof hij wil zeggen: kom maar op, ik kan de hele wereld aan.