Een oranjezwarte vlinder vloog via de achterdeur ons huis binnen en vond in de gang op de gebloemde deken een plaats om te sterven. We waren geroerd dat hij ons huis daarvoor koos. Af en toe keken we naar het insect om zijn mooie kleuren te bewonderen. Langzaam aan bewoog hij zijn vleugels minder vaak en uiteindelijk lag hij stil op zijn zijkant.

Even daarvoor had iemand me gevraagd of ik bang was om dood te gaan. Daar moest ik een beetje om lachen. Niet uit stoerheid, maar omdat iets wat onvermijdelijk is niet beangstigend kan zijn. Het is een kwestie van het licht dat uitgedaan wordt. De schakelaar wordt omgezet. Het ene moment ben je er nog, maar het volgende moment niet meer en weet je niet langer dat je ooit hebt bestaan, ook niet dat je vlak daarvoor toch nog even zenuwachtig bent geweest. Natuurlijk is het  jammer dat je op een feestje bent waar je eerder weg moet. Je moeder heeft gezegd ´twaalf uur thuis en geen minuut later´, terwijl je vrienden pas later vertrekken. Je wilt best ook wel wat langer blijven, al was het alleen maar om er zeker van te zijn dat het feest niet ineens nadat jij vertrokken bent veel leuker wordt. Gelukkig heb ik in het feest van mijn leven niet tot twaalf uur gewacht om ervan te genieten. Met verwondering kijk ik naar de mensen die alles uitgesteld hebben tot een abstract later en die als het belletje gaat dat vertelt dat ze kanker hebben met schrik ontdekken dat ze een hoop in te halen hebben in veel te weinig tijd. Ik ben vooralsnog daarom niet bang om dood te gaan.

Natuurlijk wil ik geen pijn hebben en naar adem snakkend wanhopig aftellen tot het voorbij is, maar gelukkig kan daar in Nederland wat aan worden gedaan. Dat dacht ik tenminste tot ik deze week in de krant las over dokter Tromp, die met instemming van de gehele familie een van zijn patiënten hielp het licht uit te doen. De coassistent die erbij was vond dat het niet volgens de regels van euthanasie in ons land toe was gegaan en gaf dokter Tromp aan. Die moest zich bij de politie verantwoorden, werd geschorst en mocht niet meer doen wat hij goed kon – voor mensen zorgen – waarna hij zelfmoord pleegde. Veel andere artsen zijn er door geschrokken en denken er nog wel tien keer over na voor ze iemand bij die moeilijke beslissing helpen. Op die manier wordt de angst voor de dood weer teruggebracht bij ons die dachten dat ook sterven op een humane manier kan.

Waar ik ook tegen opzie is om mijn geliefden in de steek te laten en ze verdriet te bezorgen. Het is een rotstreek, ook al kan ik er niets aan doen. Ik zou zo graag willen, maar er is niets om Marion en Kaja te helpen en ik kan ook mijn kleindochters niet preventief troosten. Ik heb Marion nog niet verteld hoe ik precies de groente-omeletten voor haar maak, de zeeduivel met koriander, citroen, kappertjes en kaas bereid, waar de blokjes voor onze afwasmachine het goedkoopst zijn, waar alle verzekeringspapieren liggen en met welke van de vier afstandsbedieningen je de televisie aanzet. Dat gaat me ook niet lukken, want we zijn nog niet zo ver en als dat moment wel is gekomen zijn er betere gesprekken te voeren. Ik wil daar niet te vaak bij stil staan: Wat doe ik Marion aan? Ik verdwijn met de helft van ons levensverhaal en kan haar deel van ons geheugen niet meer aanvullen of tegenspreken.

Dat zijn de dingen waardoor ik bezorgd ben en die elke dag een paar keer door mijn hoofd gaan. Maar bang voor de dood? Het is als met alles in het leven: je weet het pas als je het meemaakt, maar de coassistenten van het leven en de bureaucraten die alle checks en ballances willen afturven, die het allemaal menen te weten, maar niet begrepen hebben, die willen zich er in hun ijver mee bemoeien en ik vraag me af of het er daardoor beter op wordt.

Ik herinner me een vriend die ooit zei “Mensen vinden dat alles op het gebied van de liefde mogelijk moet zijn, maar als de vrouw die je lief hebt thuis komt met iemand anders en tegen je zegt dat je beter in de logeerkamer kunt gaan slapen omdat zij nu eindelijk eens uit wil zoeken wie ze seksueel precies is, dan piep je anders”. Later besefte ik dat hij zoiets mee moet hebben gemaakt. Het is het verschil tussen de kennis en wereldbeeld enerzijds en de ervaring met de erbij behorende emotie anderzijds. Het verschil tussen de mensen die kanker hebben en die het niet hebben, tussen de mensen die weten dat ze dood gaan en de mensen die ervan uitgaan dat ze nog lang niet aan de beurt zijn, het verschil tussen dokter Tromp die bereid is zijn patiënten bij alles te helpen en de leerlingdokter die niet hoeft te helpen maar mee mag kijken. Daar loopt een grens tussen en als je die over stapt is het net als met het knopje en de dood, je komt in een gebied waarover je alleen maar had horen vertellen, maar waarvan je de daarvoor het bestaan niet vermoeden kon.