Al meer dan tien jaar lang laat ik om de drie maanden mijn PSA bepalen om de activiteit van de kankercellen in mijn lichaam in de gaten te houden. Elke keer zorgt het voor lichte onrust in mijn leven. Ik probeer koel te blijven en te doen alsof het me niets kan schelen, maar zodra ik het in mijn agenda zie staan begint het. Ik moet het daadwerkelijk gaan doen, maar heb ik wel tijd, heb ik zin, komt het me uit? Het prikken zelf vormt geen probleem en als ik een paar uur erna het pleistertje van mijn arm haal denk ik er weer een paar uur niet aan, maar het komt terug.

Mijn gedachten draaien niet om die PSA of om de kanker die in mijn lijf woont. Het gaat om de tijd die nog rest. De PSA is een soort tijdmachine, die je doordringt van de eindigheid van alles. Zonder dood is er de eeuwigheid, en lijkt het of er onbeperkt tijd is. Dat verandert op slag als de dokter ´kanker´ zegt. De eerste vraag die mensen hun arts stellen is “hoe lang heb ik nog?”, maar wat kan een sterveling daarover zeggen?

In mijn dagboek hou ik zorgvuldig bij hoeveel woorden ik per dag voor mijn roman produceer. Meer dan tien jaar heb ik me neergelegd bij de terreur van de kanker en geen roman meer geschreven, maar nu kan ik me niet meer inhouden. Het boek moet geschreven worden.  Vijfhonderd, zevenhonderd, soms ineens vijftienhonderd woorden per dag. Net als de PSA zijn het getallen die de duur van mijn leven langs de lat leggen. Het is een maat voor de kans dat ik mijn boek ongehinderd af zal maken. Plotseling bezoek, klusjes waar ik niet op had gerekend, ik heb er ineens last van omdat ik niet weet hoeveel tijd me rest en me zorgen maak over de voltooiing van mijn boek. Zal ik het wel afkrijgen?

De PSA gaat vertellen hoe het met me gaat. Zijn de kankercellen nog steeds ordinair bezig hun feestje in mijn lijf te vieren? Het is een party waar ze zich steeds ongegeneerder gedragen. Het is allemaal seks wat de klok slaat en van voorbehoedsmiddelen hebben ze nog nooit gehoord. Steeds meer cellen brengen ze voort en hoe meer van die cellen er zijn, des te hoger wordt mijn PSA. Ik gebruik echter medicijnen die het promiscue gedrag van de kankerjongens – en meisjes afremt. Het zijn net mannen. Je moet er voor zorgen dat de testosteronkraan dicht gaat en ze gedragen zich een stuk netter.

Ik weet dat ze zich uiteindelijk niets meer aantrekken van die medicijnen. Over de Casodex slaan ze de handen op de knieën van het lachen. Daar zijn ze niet meer van onder de indruk. Daarom ben ik aan de Zoladex. Hopelijk houdt dat ze nog even koest.

Met de uroloog heb ik afgesproken dat als de PSA onder de 4 komt ik weer even met de buikprik kan stoppen, weer een beetje mezelf mag worden en dan afwachten wat er gebeurt. Mocht het weer een bende worden, dan kan ik als de PSA boven de 20 komt weer met de behandeling beginnen. Heerlijk zo´n medicijnvakantie van minstens drie maanden.

Wat zal ik terugvinden als mijn testosteron terugkomt en hoe veel tijd heb ik dan nog? Vlak voor ik de uitslag krijg heb ik er zelfs nachtmerries over. Ik zit in kleine ruimtes met veel mensen. Ze praten maar en ik kan niet weg, maar moet naar ze luisteren, terwijl ik thuis in die tijd misschien wel duizend woorden kan schrijven van het boek dat ik als werktitel heb meegegeven Een Doktersroman. Running out of time? Verdwijnt de tijd en daarmee mijn leven?

In mijn dagboek schrijf ik op “Vandaag zelfs geen seconde gedacht aan mijn roman” en ik weet dat ik liever had opgeschreven “Lekker gewerkt en vandaag geen seconde nagedacht over mijn prostaatkanker”. Ik kan het niet verhinderen, maar de PSA-klok vreet een paar dagen per drie maanden mijn leven op. Ik onderdruk de gedachtes eraan, maar natuurlijk ben ik erg nieuwsgierig, al was het alleen maar in het belang van de hoofdfiguren, Onno en June, in mijn boek, die nog tot volle wasdom moeten komen, geluk zullen proeven en tenslotte ten onder gaan. Zoals we allemaal een keer moeten verdwijnen.

Op maandag was ik in de schouwburg en in de pauze van de voorstelling keek ik op mijn iPhone om te zien of er al een berichtje van mijn uroloog was. “PSA 3,5, je kunt de Zoladexzuster afbellen.” Marion en ik hebben het gevierd en Onno en zijn vrouw June kunnen mijn uroloog wel om de hals vliegen. Misschien heeft hij hun leven wel gered.