Het begint ermee dat we niet in een rijtjeshuis willen, later wordt het een bejaardentehuis, een verzorgingshuis en uiteindelijk een verpleeghuis, maar het komt erop neer dat we ons er allemaal bij neer moeten leggen. Deze week ging mijn moeder naar een verpleeghuis. Haar leven lang had ze gezegd dat ze daar nooit wilde eindigen en ze voegde er dan aan toe “als mijn hoofd niet meer goed is dan geef je me maar een spuitje”. We hebben ons niet aan haar wens – die gevolgd werd door onze stilzwijgende belofte haar daarin tegemoet te komen als het zo ver zou zijn – gehouden.

Marion en ik hebben beloofd elkaar te zullen helpen mocht het zo ver komen, maar hoe bepaal je dat het moment gekomen is?

Als je te lang wacht kan het niet meer omdat er een nieuwe levensfase is ingegaan. Het verdwijnen van het tijdsbesef en het gevoel in de hemel van de goede herinneringen te vertoeven – onwetend van de pijn die uitgewist is door de tijd -, moet daar wel iemand uit bevrijd worden? Er zijn er ook die in de hel verder moeten omdat ze het karakter er niet voor hebben te verdringen wat niet uitkomt. Hun geheugen wordt door de zorg meestal chemisch uitgeschakeld.

Te vroeg is ook geen optie, want dan beland je in het moeras van juridische haarkloverij. Was je oordeel wel correct? Werd het niet ingegeven voor de angst voor de aftakeling die je zelf niet aan kunt en daarom de ander wilt besparen wat jou ´s nachts wakker houdt.

Het gaat om het juiste moment. Laat ik het maar het vagevuur van de schemering van de geest noemen. Het is de periode waarin alles wat je eens wist uiteengevallen is in de losse onderdelen die alleen afzonderlijk nog gewogen kunnen worden, op hun betekenis beoordeeld, want de samenhang ontbreekt.

Mijn moeder leeft al enkele maanden in dat purgatorium. ´s Nachts is er paniek, stapt ze uit bed, kleedt zich aan, pakt haar rollator en verlaat haar flat op vlucht naar een thuis waar ze zich veilig mag wanen, naar een tijd waarin de zon schijnt, de kinderen in de tuin spelen en we op papa wachten die de hele dag heeft gewerkt en met verrassingen thuis zal komen. Mijn vader is nu al langer dood dan ze ooit met hem heeft geleefd en haar kinderen slapen in haar verbeelding veilig ´boven´. Als we in levende lijve verschijnen kunnen we vaak de concurrentie niet aan met de beelden uit haar herinnering. Ze doolt door de donkere stad totdat iemand haar ziet, medelijden heeft en haar terug naar de verzorgingsflat brengt.

Overdag – zeker in de ochtend – is ze meestal juist helder, kan zich haar uitstapje niet meer herinneren, en vraagt of ze alsjeblieft niet hoeft te verhuizen, maar mag blijven zitten waar ze nu woont. ´s Middags belt ze echter op om gehaald te worden omdat ze in een appartement zit dat niet van haar is en ze is bang dat de eigenlijke bewoners terug zullen komen. Waar moet ze dan heen? Mijn broer neemt dan met haar door: “Kijk eens in de tweede la van het kastje in je slaapkamer. Wat zit daar in? Van wie zijn die onderbroeken? Kijk eens in het fotoboek op de salontafel? Wie staan er op die foto´s?”

Ze zwijgt omdat ze niet met de rede in discussie wil, maar denkt er het hare van. Misschien was dat het moment voor een daad van mededogen, maar we waren te laf en nu woont ze in een verpleeghuis waar ze nooit naartoe wilde. De kamer die haar is toegezegd kan ze nog niet in omdat de bewoonster nog niet overleden is, maar de logeerkamer is voor haar beschikbaar. Gelukkig krijgen we een dag later bericht dat de kamer inmiddels vrij is gekomen.

De buitendeur zit nu op slot en alleen wij kinderen weten de code. Ze aanvaardt het want iedereen zegt dat het beter voor haar is, dat ze tot rust zal komen en eens per week is er een leuk concert waar ze naartoe kan. Ook wel eens naar een optreden van André Rieux en is dat niet haar grote idool?

Als mijn broer op de tweede dag bij haar op bezoek gaat heeft ze haar onderbroeken netjes in een plastic tasje gedaan. Ze is klaar om te vertrekken, want hier blijft ze niet.

Over een week wordt ze 93 jaar en moet ik haar onder ogen komen. Als oudste zoon en redelijk vertrouwd met de geheimen van de apotheek zou ik haar op haar verjaardag misschien de beker van Socrates moeten schenken, maar ik kan het niet.