Ergens op de Veluwe in de ontbijtzaal van een hotel zitten vijf stellen. Wij zijn verreweg de oudsten. Er klinkt muziek die niemand stoort en waarschijnlijk ook niet wordt gehoord. Een lijzige vrouwenstem brengt jazz traditionals over de wanhoop die de liefde met zich mee brengt, het eeuwige wachten of haar geliefde wel weer terug bij haar zal komen. De hoornblazers doen niemand kwaad en het vuur in de piano is geblust. De zangeres is aan mantelzorg toe en de passie voorbij. Croissants en geroosterd brood. Een gekookt ei. De gedempte stemmen van de andere gasten komen net boven de muziek uit. Soms vang ik flarden op. Vlak achter ons klinkt een gesprek tussen twee mensen die elkaar pas heel kort kennen. Ze zijn nog nieuwsgierig naar elkaar. Hij informeert bij haar met een diepe testosteronstem wat ze van de verklaring van de Verenigde Naties over migranten vindt. Haar antwoord is te zacht om te weten wat ze zegt. Als ze samen naar de koffiemachine lopen voor nog een cappuccino legt hij en passant zijn hand onder haar onderrug – de vlakte die geen naam heeft -, alsof hij haar beleefd voor wil laten gaan, maar het duurt zo lang dat het er meer op lijkt dat hij duidelijk wil maken dat hij sinds kort haar eigenaar is. Aan een andere tafel leest een man de telegraaf en zijn partner de Linda. Ze zwijgen. Marion en ik praten over alle reizen die we nog moeten maken voor het niet meer kan. We onderzoeken welke weken in onze agenda nog vrij zijn. Er is altijd wel een dag die in de weg zit, waardoor de plannen eindeloos naar voren schuiven alsof we alle tijd hebben. De bomen achter de grote ramen nodigen uit tot een boswandeling.

Onze jassen worden vochtig zonder dat het regent als we de kaart die het hotel ons heeft meegegeven braaf volgen. Hier en daar wijken we af omdat we in de verte een verlokkelijk lichtgroene weide zien. Daar treffen we ook altijd woningen aan en keren dan snel terug naar de licht modderige paden waar een enkeling zijn of haar hond uitlaat. Goede morgen. Een korte knik, een lichte glimlach. Mannen die hun hoed afnemen bestaan niet meer, maar ik herinner me ze nog goed.

We fantaseren hardop over alles wat we nog samen gaan doen. Nog een reisboek misschien met dajaks, landhuizen en papoea’s met peniskokers. Een wereld die bijna verdwenen is. Te snel kennen we het bos waar we naartoe zijn gestuurd op ons duimpje. De receptioniste van het hotel zegt dat mensen meestal niet langer dan een uur willen wandelen, maar verwijst ons naar de houtzagerij verderop. Daar hebben we geen kaart nodig want paaltjes in diverse kleuren markeren het pad. Het genot van het verdwalen is verdwenen. Als het maar lang en ver is, zodat we wel moe worden maar het nooit afgelopen is.

Behalve dat Marion’s auto een grote beurt krijgt en we goede vrienden ontmoeten, zijn we ook in dat hotel omdat we iets vieren. Misschien hebben we dat wel later bedacht toen we het al geboekt hadden. Mijn PSA was 5,1. Die is in geen drie jaar meer zo laag geweest, een teken dat de medicatie zorgt dat de kanker me nog niet de baas wordt. Natuurlijk, het kan morgen al weer anders zijn. Het heeft wel een prijs. De nevenverschijnselen zorgen voor steeds meer vergeetachtigheid en vermoeidheid. Toen het de afgelopen zomer zo warm was moest ik ’s avonds als ik mijn tanden poetste voor het slapen gaan mezelf ondersteunen.  En onlangs moest ik twee bedragen van elkaar aftrekken en wist ik niet meer hoe dat ging. Waar moet je ook alweer iets lenen bij het aftrekken van de negen van de zes? De nummers zijn voor mij onbelangrijk geworden, alleen de voetpassen tellen nog. Op een dag zal ik ook niet meer weten waar de letters voor staan. PSA? Wat? Wanneer? Hoe snel?

Onze benen bewegen en de herfstkleuren bedwelmen ons. De door de enorme hitte van de afgelopen zomer verschroeide bessenplanten hebben door de gulheid van de maar niet stoppende nazomer nog lichtgroene scheuten gekregen. In december. Als ik er naartoe ga omdat ik iets blauws meen te zien, ontdek ik dat de bosbessen weer volop groeien.

Ik buk, buig mijn stijve rug en breng mijn hand in de richting van dat kleine wonder. Nee toch maar niet. Laat ze nog maar even leven en de voorbij lopende stellen herinneren aan hoe mooi het leven is.