Ooit was ik een atleet, die rende zonder doel, alleen maar om het plezier zijn lichaam optimaal te voelen functioneren. Het werd mijn identiteit, elke dag dat trainingspak en de sportschoenen aantrekken, bij het aanrecht in de keuken wat rekoefeningen doen. Af en toe spande ik mijn spieren en voelde hun mannelijke hardheid. Die man woont al lang niet meer in ons huis.

Mijn stem klinkt zacht, het harnas is verdwenen. In de afgelopen drie maanden ben ik vijf kilo afgevallen en de eetlust is verdwenen. Mijn mond voelt als die van een vreemde. Soms tast mijn tong verbaasd langs de achterzijde van mijn tanden om te zoeken waar de smaak is gebleven en als ik in de spiegel kijk en de dunne armen in het te wijde T-shirt zie herken ik niemand. De spijkerbroek is twee maten te groot geworden en zakt oneerbiedig af. Ook al trek in de riem strak aan, het valt niet te verhullen dat er iets verdwenen is. Soms zegt Marion liefdevol ‘Rechtop lopen Ivan!’ en ik weet dat ze gelijk heeft. Je moet nooit je hoofd laten hangen, maar de angst te struikelen houdt mijn ogen gericht op waar ik mijn voeten neer ga zetten.

Wat moet ik ervan denken? Oei, de kanker doet zijn werk of fijn de medicijnen doen wat er van ze verwacht wordt? Van dat laatste ga ik uit, want anders moet ik me druk gaan maken over het allerlaatste deel van mijn levensreis en dat lijkt me suf en saai. Er is nog zoveel te doen. Maar stel je voor dat ik op een ochtend wakker word en ook geen trek meer heb om te schrijven, met woorden te spelen en Marion in de weg loop. Wat dan?

Gisteren was Helena jarig. Ze werd dertien en haar geboorte in 2005 voelde alsof ik een beschermengel kreeg die me hielp door op de juiste momenten haar kindervragen te stellen. De vragen over waar we vandaan komen, waar we naartoe gaan, waarom er oorlog is en hoe alle ziektes kunnen worden genezen. Ik ging met haar naar hockeytraining, naar zwemles, soms naar de tandarts, naar het ziekenhuis voor een controle of liep met haar mee in de avondvierdaagse. Invalouder, reservemoeder, extravader. Marion vergezelde intussen onze tweede kleindochter Katelijne. En als we dan weer bij elkaar waren speelden we gezinnetje, net als vroeger met Kaja maar dan met meer pannenkoeken, tot de meisjes opgehaald werden of we ze ergens af moesten leveren. Een leven van ophalen en wegbrengen, waar we vol op van genoten.

Haar verjaardag werd tussen twaalf uur en half drie gevierd met taart, koffie, soep en cadeautjes. Ze is een jonge vrouw geworden met eigen plannen en een eigen agenda. Ze moest hockeyen. Al die trainingen vroeger waar ze over het veld huppelde met de stick in haar nek en de armen eroverheen hangend naast haar hoofd, waar ze geroepen werd om te rennen of een bal te stoppen maar in haar hoofd bezig was een grap te verzinnen totdat ze uiteindelijk besloot dat het haar sport niet was. In de winter als het guur weer was en ik in de kantine ging zitten, zei ze ‘U kijkt toch wel opa’ en ik antwoordde bevestigend, ging bij het raam zitten en zag haar in de verte de verkeerde kant op rennen, terwijl ik eigenlijk voor mijn werk een document had moeten lezen. Sinds kort is ze weer begonnen in een vriendinnenteam.

We vroegen of we mee mochten en zagen wie ze geworden was, iemand die haar ogen op de bal hield, rondkeek waar die vriendinnen stonden. Ik riep ‘Zet hem op Wolffers’. Het kwam zo maar in me op, maar ze luisterde niet. Pas toen de wedstrijd voorbij was, keek ze naar de kant en zag ze ons, veranderde haar serieuze gezicht met daarin prominent het zwarte bitje en verscheen haar vrolijke glimlach.

We zijn veranderd. Zij is een tiener die nergens naartoe hoeft te worden gebracht en in haar agenda moet kijken wanneer je samen iets wil ondernemen. En ik hoef nog nergens naartoe te worden gebracht, heb afscheid genomen van wie ik was, probeer wat me zo beviel in dit fantastische leven vast te houden met mijn pen. Alles goed door zijn de schoonheid.