Het gelach van de kleinkinderen is verstomd. Ze rennen ergens anders. Ik mis hun verzoek vanaf de achterbank om als we samen in de auto zitten een ander radiostation op te zetten. Ze zijn het niet altijd met elkaar eens, Q Music of Radio 538. Ik zou nu graag opnieuw van Helena horen waarom we absoluut de tv-serie The 100 moeten bekijken, maar ze ligt ergens in Italië in een Toscaans zwembad.

De familieleden die gekomen waren om bij de 89ste verjaardag van mijn schoonmoeder aanwezig te zijn, zijn al weer naar huis vertrokken en zijzelf weet niet meer dat ze jarig was. Dat ze zo oud is kan ze zich niet eens voorstellen.

Gele bladeren hebben  roekeloos in de zon gespeeld, vallen nu hulpeloos de boom uit en bedekken het gras dat geen kleur meer heeft. De hitte van de zon kleeft alles aan elkaar, alsof de wereld een dikke klont is geworden, waaruit niet meer uit te ontsnappen valt. De lucht rondom me is dik, omhult me als een winterjas. Loom vallen mijn ogen toe en ik droom de werkelijkheid, weet soms zelf niet wat echt is en wat het gespook in mijn hoofd. Ik wil mijn boek beter maken, kijk naar het scherm en weet dat als me het lukt ik in leven blijf. Wie het toelaat dat de grens tussen de echte wereld die we allemaal kennen en het gedroomde, het onbekende niet meer duidelijk is, verliest. Los, ik wil los en dwing mezelf op te staan om een kop thee die ik een uur eerder heb volgeschonken leeg te drinken. Leven wil ik, niet slapen.

Uit de doos waarin mijn medicijnen zitten haal ik de bijsluiter en lees voor de zoveelste keer: “Zeer vaak (bij meer dan 1 op de 10 mensen) vermoeidheid, hoofdpijn, opvliegers, hoge bloeddruk. Vaak (bij maximaal 1 op de 10 personen) : vallen, moeite met onthouden, verminderde concentratie, vergeetachtigheid. Soms (bij hoogstens 1 op de 100 mensen) hallucinaties, moeite met helder denken, laag aantal witte bloedcellen.”

Gaat het schrijven daarom niet meer? Of is het die warmte? Of is het het leven dat onverbiddelijk voortgaat en zich niets aantrekt van mijn toenemend onvermogen mijn nagels er nog in te zetten? Nee, ik heb dit sinds ik die medicijnen gebruik en door de warmte wordt het erger. Ik weet waardoor het komt. Morgen als ik het vergeten ben, zal ik opnieuw die bijsluiter lezen.

Stoppen met slikken? Natuurlijk niet. Samen met Marion loop ik door het bos. We praten en maken toekomstplannen: fietstochten door Italië, een bezoek aan Amerika als het daar Indian Summer is en we gaan een boek maken over al onze reizen met veel tekeningen en foto’s, landkaarten van gebieden die niet meer bestaan omdat er beton bovenop gezet is.

Zaterdag maakten we onze favoriete wandeling van Koevlak naar Parnassia om bij de grens van de wereld over de zee uit te kijken en te beseffen dat achter alles een horizon schuilt, waarachter de dromen bewaard worden om later uitgevoerd te worden. Door de duinen heen en daarna weer terug, naar waar de auto geparkeerd stond. “Wat een fijne dag,” zeiden we tegen elkaar. De zon begon te zakken. “Laten we meer van zulke dagen maken.” Juist op dat moment ritselde er iets tussen de struiken. We zagen een reebokje lopen, dat nieuwsgierig naar ons keek, zijn gezicht werd verlicht in de laatste stralen van de zon. We stonden stokstijf en keken terug. Uiteindelijk zei ik volkomen overbodig “Dit zijn de gouden uren van het licht”. Het dier schrok op en verdween met voorzichtige reeënstapjes.