In de lobby van dit bijna anonieme hotel weerklinkt jazz waar niemand naar luistert. Liefhebbers van geïmproviseerde muziek noemen het elevator music, maar voor onverschilligen creeert het waarschijnlijk de ideale achtergrond voor gesprekken over niets met vreemden. Op een groot scherm wordt een voetbalwedstrijd getoond waar niemand naar kijkt. Vanwege de feestdagen is het restaurant van het hotel gesloten. Alleen pinda’s en stukjes kaas zijn aanwezig.

Via een bookingsite hebben we zo maar iets gekozen, want we zijn hier uitsluitend voor de operatie van Marion’s linkeroog en het kan ons weinig schelen dat het Oudejaarsavond is. Het afgelopen jaar kan er weinig aan doen dat ik er niet rouwig om ben dat het voorbij is. 2017 heeft littekens in onze harten gekrast.

We waren er getuige van hoe Joyce vocht om van de vrouw die haar gebaard had afscheid te kunnen nemen en een paar weken later hoe ze wilde schreeuwen dat het niet eerlijk was dat ze haar man achter moest laten. We konden alleen maar toekijken toen het onvermijdelijke uiteindelijk plaats vond. Na de 22ste mei heb ik Marion niet vaak meer zien lachen. Mijn schoonmoeder wilde alles het liefst vergeten maar de schroeiplek in haar ziel was te groot en ze raakte gevangen in het niemandsland tussen hoop en ongerustheid. Alleen heel veel bidden gaf haar het gevoel de rest van de familie in leven te kunnen houden. Daarbij kwam dat mijn jeugdvriend me achter liet met alleen mijn kant van onze jeugdherinneringen. Nee, 2017 hoefde voor mij niet meer.

‘What a wonderful world’ hoor ik Louis Armstrong zingen en de sfeer in het hotel verandert heel even. Ooit was dat lied een tophit omdat het tijdens het hoogtepunt van de Amerikaans Vietnamese oorlog troost bood aan de soldaten die ver van huis in Hue een zinloze oorlog moesten voeren. Het lijkt bijna cynisch om in een mooie wereld te geloven terwijl tijdens het Tet offensief de napalm rond de dorpen van de Vietnamese boeren uit de vliegtuigen werd gegooid.

“I hear baby’s cry, I’ll watch them grow. They’ll learn much more than I’ll   ever know.” Ja, onze Yuki, onze derde kleindochter is geboren. Ik zal zorgen dat ik vaak op haar mag passen.

Hoewel ik niet van plan was om deze week een blog te schrijven, voel ik in eens toch de behoefte opkomen mijn gedachten vorm te geven. Ik doe wat ik nog nooit heb gedaan: ik schrijf op mijn telefoon.

De herinneringen van wat het afgelopen jaar gebeurde zal ik met me meedragen, maar ze mogen me niet cynisch maken. We vergeten onze geliefden niet en hebben geen andere keus dan te geloven dat het leven toch de moeite waard is. We weten dat de grote drama’s onvermijdelijk zijn: scheiding, woede, wraak, verraad en dan ook nog ziekte, chemo’s, uitbehandeld en de dood. Die horen bij het leven. Maar er komt weer een nieuw jaar en we hebben de plicht om te blijven geloven in de 1000 kleine dingen van het leven. Van bossen bloemen tot schone handdoeken en de kopjes van het oude theeservies van mijn moeder waaruit we drinken.

Louis zingt “I see friends shaking hands saying how do you do? They really mean I love you.” Hij heeft gelijk. Het gaat om die kleine dingen die we uitwisselen om elkaar en ons zelf bij het leven te houden. Het zijn de onhandige pogingen die we doen om onze liefde vorm te geven.

Ik neem me voor om  in 2018 alle vanzelfsprekende reflexen die zich in mijn hersenen hebben verstopt en me het zicht proberen te ontnemen op de vele jaren die nog komen, te negeren.

Mijn dank aan jullie, al mijn vrienden, die al vijftien jaar lang mijn kankerprietpraat lezen en soms je tumorgeheimen met me deelt. Het maakt niet uit hoe we elkaar kennen – van bij de supermarkt, via Facebook of door twitter: How do you do? Het enige wat we hebben is de toekomst en we zien wel wanneer die voorbij is.