Op een leeftijd dat ik meer aanvoelde dan begreep begon ik met het verklappen van de geheimen die ik op de doktersmulo had geleerd. Dat ging over hoestdranken die zinloos zijn en kalmerende middelen die je gevoelsarm en verslaafd maken. Het was halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw, niemand wist iets en koning Eenoog had het voor het zeggen. Mijn collega’s waren niet erg geamuseerd door mijn columns in de Volkskrant. Gelieve niet te hard te roepen dat de keizer geen kleren aan heeft en de vuile was houd je binnen. Ze schreven brieven naar de hoofdredactie waarin ze die waarschuwden dat ik de arts-patiëntrelatie ondermijnde en de dokter van zijn voetstuk haalde. Het was in een tijd dat de apotheek de bijsluiters uit de medicijnverpakking haalde om te zorgen dat de gebruiker van al het farmaceutische snoepgoed zich geen zorgen zou maken. Wat moesten patiënten met al die informatie? Dat begrepen ze toch niet.

Ik was echter nog een ‘angry young doctor’ en vond dat die artsen het juist zelf niet goed begrepen. Als ze bij alles waar ze geen raad mee wisten, van het huisvrouwsyndroom tot de flatneurose, van eenzaamheid tot slapeloosheid, van vage maagklachten tot hyperventilatie precies de zelfde geestdodende middelen voorschreven, dan moest er iets mis zijn. Ik denk dat als je erop terugkijkt deze benzodiazepinenplaag de grootste medische blunder van de vorige eeuw is geweest en dat artsen de laatsten waren die dat zagen. En ja het werd tijd voor de geboorte van de mondige patiënt en ik prijs me gelukkig aan de wieg daarvan te hebben gestaan, er mogelijk iets aan bij te hebben gedragen.

In Maastricht sprak ik een groep jonge internisten toe over ‘shared decision making’. Voor wie het weten wil, dat is ‘dokters’ voor het behoorlijk informeren van gebruikers van de gezondheidszorg en hen maximaal te betrekken bij beslissingen over hun eigen leven. Ik was niet gevraagd om eens goed uit te leggen hoe de verhouding tussen arts en patiënt in de loop der jaren veranderd is. Dus niet over hoe de toegang tot internet de zorg voor eigen lijf en welzijn heeft gedemocratiseerd. Niet over dat als iedereen beweert dat de zorg een markt is de uiteindelijke klant toch maximaal op de hoogte dient te zijn van wel en wee dat die markt ons aanbiedt. De gebruiker van de zorg is al lang niet meer de brave slikker van weleer. Van de arts wordt verwacht dat hij de vaardigheid heeft om behoorlijk te luisteren om goed te begrijpen opdat hij mee kan denken over het inpassen van behandelingen in het leven van mensen die chronische ziekten hebben, steeds meer beperkingen krijgen of geconfronteerd worden met de eindigheid van het leven.

Nee, daarover hoefde ik niet te spreken, maar ik moest mijn tong bijna afbijten er niet uit te flappen dat dokters die zeggen dat mensen niet kunnen meebeslissen over hun eigen leven, waarschijnlijk ook van mening zijn dat het beter is als ze bij verkiezingen niet meestemmen. Of ontglipte me dat toch in een moment van zwakte?

Men had mij gevraagd om vanuit mijn eigen ervaringen als patiënt iets over de zorg te vertellen. Dat doe ik tegenwoordig vaker. Soms maak ik een cynisch grapje als ik mijn carrière beschrijf: ik ben begonnen als arts, werd vervolgens zelfbenoemd wereldverbeteraar en eindigde als professionele patiënt. Kom maar op, ik leg wel uit hoe de defensieve strategieën van artsen die bang zijn fouten te maken werken. Ik vertel hoe ze moeilijke onderwerpen uit de weg gaan uit angst dat het veel tijd gaat kosten. En ik verklap dat menigeen shared decision making gebruikt om niet op emoties in te gaan maar de patiënt overstelpen met informatie en dan als Pilatus de handen te wassen. Zoek het verder maar uit. Sinds ik hoorde dat ik kanker heb bleek alles wat ik vroeger theoretisch kende in praktijk nog erger te zijn dan ik dacht. Maar toch ook weer niet, want geen enkele arts gaat ’s morgens de deur uit met het plan zijn patiënten te bedriegen.

Ik krijg vaak te horen dat het tegenwoordig echt beter is geworden, maar in Maastricht kreeg ik het gevoel dat het niet zo is. Met dit grote verschil, de dokters die niet bang zijn te investeren in behoorlijke communicatie en die geen ingebouwde stopwatch hebben om tijdrovende contacten met mensen in de kiem te smoren laten veel meer en welluidener van zich horen dan ooit te voren. Dat gaat samen met de overname van de zorg door vrouwen. Die zijn er gewoon beter in en laten zich al lang niet meer domineren door de uit de vorige eeuw stammende ideeën van alfa-artsen.

De deelnemers aan de bijeenkomst waren uitgenodigd om gedurende de sessie flink te twitteren en die tweets werden op een scherm getoond. “Een piloot overlegt toch ook niet met de passagiers hoe hij moet landen,” zag ik langskomen en de jongen die deze hoogvlieger bedacht had kreeg veel bijval, maar ik denk dat een arts zonder behoorlijke communicatievaardigheden net zo gevaarlijk is als een piloot met hoogtevrees.

Ik zeg het nog maar een keer, waarschijnlijk ten overvloede. Het is uiterst belangrijk om als je bij de zorg aan moet kloppen je de controle over je eigen leven te behouden.