Ze zag er kwetsbaar uit, vaal en magerder dan ik haar ooit had gezien. Toen ze zei dat ze zo moe van de vermoeidheid was brak mijn hart. Zo moeilijk is de weg als je de laatste kansen wilt grijpen. De woorden gonzen nog na in mijn oren. Waar moet de kracht vandaan komen?

Haar moeder die aan de ziekte van Alzheimer lijdt hadden we op haar verzoek meegenomen. In de auto naar haar toe zei die “Laten we samen even wat weesgegroetjes voor haar bidden.” Zij besefte waar we naar toe gingen en bad zoals alleen zij dat kan met variaties in de tekst en regelmatig de zin “Zorg alstublieft dat het weer helemaal in orde komt met mijn oudste dochter”. Ik hield mijn stuur stevig vast en liet het bidden over aan de 87-jarige vrouw op de achterbank.

Met zijn vijven zaten we later samen in het huis van haar dochter, dronken gezegende thee en aten worteltaart waar veel slagroom in verwerkt was omdat ze aan moest sterken om dikker te worden zodat ze ook de zesde chemo nog zou kunnen ondergaan. Die was even uitgesteld omdat ze zo achteruit was gegaan. Flinke kerels geven het soms al op na de eerste chemo, maar zij wil graag leven en beet op haar tanden. Ze moet nog zo veel afmaken.

Het flakkerende kaarsje bij de grote Boeddha met de bloemen werd weerspiegeld in de ruiten van de serre. “Goh,” zei de moeder telkens, “ik ben steeds in de war door dat vlammetje in de heg.” Daarna begon ze zich zorgen te maken over de kaars in huis. Er zou brand kunnen ontstaan, want ze had wel eens gehoord dat er door onoplettendheid met vuur mensen waren omgekomen.

De moeder had het zwaar. De Alzheimer zorgt dat ze in gesprekken met meerdere mensen niet goed meer mee kan doen. De gedachten die opkomen hebben hun verband verloren en de weg naar de woorden die door de anderen gesproken worden kan ze niet meer vinden. Ze voelt echter van alles en als je alleen met haar praat gaat het veel beter. Ze wil echter zo graag deel uitmaken van het gezelschap en dus zegt af en toe dat haar rugpijn nog steeds niet over is of dat ze gezegend is omdat ze nooit zaad heeft gestrooid, maar nu ineens haar hele tuin vol krokusjes staat.

Het is moeilijk als je weet dat je niet zo heel lang meer te leven hebt om tijd te verspillen aan gesprekken die er niet meer toe doen, die het belangrijkste dat je bezig houdt negeren, alsof je net zo vanzelfsprekend bent als andere mensen die gewoon hardop zeggen dat ze een wereldreis gaan maken als ze over drie jaar met pensioen gaan. De tijd die nog rest is extra kostbaar geworden en de woorden die we gebruiken eveneens. Daarom zei ze tegen haar moeder “Heb je nog iets dat je tegen me wil zeggen?” Ze had er genoeg van dat als ze haar moeder vroeg of die van haar hield te horen “Ja, natuurlijk. Ik houd van al mijn kinderen evenveel”. Er komt een dag dat je wilt dat je moeder die tweede helft van haar boodschap weglaat, haar tranen de vrije loop laat en weer de vrouw is die je  opwacht en ongerust is omdat je zo laat uit school komt.

Ze wilde in haar moeders ogen kijken om de vrouw te vinden die haar ter wereld bracht, haar met liefde en lijfstraffen probeerde te kneden tot de ideale dochter, iets waarvan ze zich de rest van haar leven probeerde te bevrijden. Haar moeder draaide echter haar ogen weg. “Kijk me aan alstublieft?” vroeg ze, maar haar moeder – of was het de heer Alzheimer? – wendde telkens haar hoofd af en zei “Dat doe ik niet op bevel.” Er hing pijn in de kamer die bijna tastbaar werd, met geen morfine te stillen is en waar we nooit meer aan leken te kunnen ontsnappen. Ik was er van overtuigd dat het de moeder zelf was die wegkeek omdat ze de dood van haar dochter niet onder ogen kon zien.

In de auto op weg naar huis vroeg ze of we even samen wat weesgegroetjes konden bidden en zei tevreden tegen ons “Ze zag er gelukkig een stuk beter uit. Ik ben blij dat ze weer wat opknapt.”