Onwillekeurig lig ik te wachten tot het op een dag gebeurt. Vooral ’s morgens als ik te vroeg wakker word, het bed nog veilig en warm is, ik me zorgen maak over de mensen die dichter bij de eindstreep zijn dan ik en me afvraag hoe ikzelf dat laatste stukje zal afleggen, is het onaantrekkelijk uit bed te stappen, mijn pillen te slikken, espresso te drinken, thee te zetten en te kijken of de foto die ik FB plaatste wel mooi wordt gevonden. Die sombere gedachten heb ik met name sinds ik mijn tiende roman bij de uitgever heb ingeleverd. Ik verheug me erop dat boek over een paar maanden in handen heb en er handtekeningen in te zetten voor mensen die het willen lezen.

We sterven zoals we geleefd hebben, zijn zelfs aan het slot van ons bestaan nog stijlvast. De mensen die hun leven als een treurspel zagen, spelen uiteindelijk hun mooiste dramatische rol. De weglopers sluipen via de achterdeur weg zonder veel na te laten. Bescheiden mensen vertellen niet eens dat ze dood zullen gaan, terwijl iedereen het al lang weet. En schrijvers?

Ik kocht ‘Het uur van het Violet’ van de Amerikaanse schrijfster Katie Roiphe, een boek over het sterven van zes schrijvers. De nieuwsgierigheid won het van mijn weerzin tegen het lezen van het slot van een boek als je het nog niet helemaal uit hebt. Het zijn zes grote schrijvers en hoewel ik me niet met hen wil meten – zelf heb ik inmiddels tientallen boeken geschreven en ben een meter 85 –, toch moet er ook voor mij in ‘Het uur van het Violet’ iets leerzaams staan.

Mijn definitie van een schrijver is ‘iemand die door woorden te zoeken voor de verwarrende gebeurtenissen in de alledaagse realiteit nieuw leven creëert’. Je zou ook kunnen emigreren of een buitenechtelijke relatie beginnen om zo een extra bestaan te krijgen, maar nee, een auteur schept het met de pen. Een jaar of langer ben je iemand anders, iemand die pas vijftig jaar is, iemand die nog hormonen bezit en midden in het leven staat en voor wie de wekker nog niet is afgegaan. Of je nu de vechtscheiding verwerkt in een meesterwerk of de dood omtovert tot een sprookje, een schrijver gebruikt daarbij altijd het zelfde wapen. John Updike (1932 – 2009) omschreef het als het vermogen om pijn in honing te veranderen. Ja, schrijvers maken er nog iets van en kunnen zelfs van de dood een feest maken. Nou ja, een feest om te lezen.

Updike schreef daarom ook tot hij bijna niet meer kon. Op een gegeven moment legde hij zijn hoofd op tafel en zei tegen Martha zijn vrouw “Ik kan niet meer.” En Martha Updike antwoordde “Nog één boek.” Zijn laatste boeken waren ‘My Fathers’ tears and other short stories’ en ‘Endpoint’ een gedichtenbundel. Enkele van de gedichten zijn geschreven in verschillende ziekenhuisbedden. Hij schreef om in leven te blijven en lette niet meer op de kwaliteit.

En ik? Ik herinner me hoe ik schreef. Leven is schrijven, het tegengestelde van de sleur, elke dag het zelfde omdat je bestaan een reeks herhalingen zonder vernieuwing is geworden. Ik herinner me de eerste zin die altijd vragen oproept, zodat je gretig op zoek gaat naar de antwoorden Elke stap doet het bouwwerk van woorden meer glinsteren en zet mezelf in vuur en vlam. Zo werkt het, maar als de nieuwsgierigheid naar hoe het verhaal verder gaat uitgedoofd is, wat blijft er dan nog over?

Kom op! Ik ga achter mijn computer zitten en begin met een nieuw boek:

“Als ik dit boek schrijf ben ik geen patiënt, maar vooral arts en ik heb mezelf de opdracht gegeven om in dit boek uit te leggen dat de veronderstelling dat we allemaal individuele wezens zijn, die zelf onze beslissingen nemen en die door niets anders dan onze eigen wil gestuurd worden onjuist is. En dat er bovendien meer is tussen hemel en aarde dan wij kunnen zien. Dat inzicht is zo belangrijk voor een goed begrip van onze gezondheid en ons welzijn dat de ontdekking ervan slechts vergelijkbaar is met het idee dat de zon niet om de aarde draait, maar de aarde om de zon. Ik ga mijn best doen duidelijk te maken dat de wereld er niet voor de mens is, maar dat de mens een onlosmakelijk deel van de wereld is.”

Dat is nog eens een ambitieus voornemen en het kan me niet schelen of ik het afkrijg.