Julie en Mike overleden een paar dagen geleden en lieten drie kinderen na, waarvan de jongste dertien jaar oud was. Drie jaar geleden kreeg Mike hersenkanker en Julie zorgde voor haar echtgenoot tot ze zelf kanker kreeg en ze uiteindelijk beiden opgenomen moesten worden in het ziekenhuis. Het personeel schoof de bedden tegen elkaar aan en daar overleden ze vijf dagen na elkaar.

Noodlot of liefde?

Ik weet het omdat ik een foto van ze op het internet tegenkwam. De hoofdeinden van de ziekenhuisbedden zijn omhoog geklapt – dat van hem iets meer dan dat van haar – en daarop ligt een dik kussen. Hun hoofden zijn naar elkaar gericht maar de ogen zijn gesloten, en ik weet niet of ze nog volledig in deze wereld zijn. Zowel Julie als Mike draagt dezelfde lichtblauwe ziekenhuisschort. Een helwit plastic naambandje om de pols. Ze houden elkaars hand vast. De monden van de echtelieden hangen open. Mike is al een tijdje niet geschoren en Jullie heeft erg kort haar alsof dat terugkomt na een laatste poging met een chemokuur die niet aansloeg en besloten is om niet meer te behandelen. Een fel wit pleistertje op Julie’s arm laat zien dat ze onlangs nog geprikt is. Waarvoor als ze toch niet meer gered kan worden?

Ik wil de dood niet romantiseren. Het is waardeloos en een gemene streek van het lot voor de kinderen dat ze in een klap beide ouders verliezen. In een verklaring van de fotograaf wordt beweerd dat ze zo van elkaar hielden. Ik geloof dat wel, maar dat hun overlijden op het zelfde moment plaats vond is geen bewijs van liefde.

De liefde is anders. Vorige week bezocht ik bioscoop de Uitkijk, waar men nog een echt toegangskaartje van een rol krijgt en achter ons zaten twee jonge mensen. Aan de manier waarop ze spraken werd snel duidelijk dat dit hun eerst uitje samen was. Hij zette zijn bril op, verontschuldigde zich en zei dat hij anders de film niet kon zien. Zij lachte en zei dat ze dan ook haar bril wel op kon zetten.

“Hoeveel heb jij?” vroeg ze.

“Min een,” antwoordde hij.

“Dan heb ik het erger,” zei ze opnieuw luid lachend. “Ik heb min tweeënhalf.”

Je leert elkaar steeds beter kennen en wat je ziet en hoort stoort je niet. Je vindt het fijn in elkaars gezelschap te vertoeven en mist de aanwezigheid van de ander als je alleen bent. Daardoor denk je voortdurend aan haar. Dus spreek je af voor morgen en uiteindelijk voor altijd, tot je elkaar niets nieuws meer kunt vertellen en samen hand in hand in bed ligt om niet bang te zijn voor de slaap die komt.

Bij de bakker zie ik twee mensen die ouder zijn dan ik. Zij is slank en hij dik. Als zij om volkoren brood vraagt, zegt hij tot de verkoopster “Maar wel zoutloos, want ze heeft hoge bloeddruk.” Voor zichzelf wil hij witte Kaiserbroodjes, omdat ze in de aanbieding zijn, en een pak krentenbollen. “Zou je dat wel doen?” vraagt ze. Met tegenzin schuift hij de krentenbollen die al op de glazen toonbank liggen opzij. Vlak voor het afrekenen zet hij nog snel een pak cake bij de boodschappen. Dan doet hij alles in een tas die hij aan zijn vrouw geeft om te dragen. Als ze weglopen merkt een van de klanten bezorgd op dat hij de krentenbollen vergeet.

“Nee, die hoef ik niet. Vanwege mijn diabetes.”

Voor mij zijn het synoniemen. Leven is liefde en liefde is leven.

Het is de liefde die je in leven houdt. Ik ben ’s morgens eerder wakker dan mijn geliefde en word blij als ik haar voetstappen op de trap hoor. Samen ontbijten en onbelangrijke gesprekken “Heb jij hem nog opgebeld?” of “Vandaag moet ik naar de apotheek om mijn medicijnen op te halen, loop je met me mee?” Ze leest wat ik geschreven heb en zegt “Mooi,” of “Nou daar had je nog wel wat langer aan kunnen werken.”

Ik zorg voor haar en zij voor mij.

Zo lang mogelijk. Dat is Julie en Mike goed gelukt. Langer ging het niet.