De man die na zijn scheiding kleiner was gaan wonen vertelde dat hij bij elke verhuizing meer dingen kwijtraakt en ik zei “Het is net het leven zelf, op het laatst is er niets meer over”. Daarna merkte mijn zoon die ons hoorde praten plagerig op dat ik meester ben in het produceren van tegeltjeswijsheden. Het is een lang woord met zes lettergrepen waarbij het compliment dat in de laatste drie gegeven wordt bij voorbaat door de eerste drie volledig onderuit  wordt gehaald, maar – en dat is een andere oude Chinese wijsheid – vaders zijn nooit wijzer dan hun zonen anders hebben ze gefaald bij de opvoeding.

Laat me je vertellen over de tien stappen van het verlies. Misschien valt er geen Nobelprijs mee te verdienen, maar als ervaringsdeskundige ben ik er aardig in thuis geraakt en vind ik het leuk het te delen. Het zijn natuurlijk geen tien stappen, maar het bekt lekker. In werkelijkheid is het menselijk bestaan een opeenvolging van verlies. We zijn als slangen die ons oude vel achter ons laten, maar in tegenstelling tot deze reptielen krijgen wij er te vaak geen nieuwe huid voor terug. Daarom is de menselijke soort zo weemoedig – homo nostalgicus -, wij kijken over onze schouder en zien slechts wat we kwijt zijn geraakt.

Het begint met het verlies van het ontzag voor je vader omdat hij toch niet alles weet en voor je er erg in hebt ben je al spoedig daarna ook het geloof in een almachtige god kwijt. Dan verlies je je onschuld en later ook nog je maagdelijkheid, maar dat laatste vinden we in het algemeen helemaal niet zo erg. Tenzij je die had willen bewaren voor een heel bijzonder iemand, maar dat duurt slechts tot het moment dat je het geloof verliest in bijzondere mensen. Die bestaan niet, maar je kunt weer wel iemand heel speciaal maken en dat komt door het geschenk van de liefde. Die liefde moet je nooit meer kwijt zien te raken, want daarmee kun je vrijwel alle verliezen in je leven beter aan.

Nadat de dokter in 2002 me vertelde dat ik kanker had en dat die al uitgebreid was verloor ik het geloof in mijn onfeilbare lichaam. Ik had verdorie alles tot dat moment goed gedaan. Er moest bedrog in het spel geweest zijn, maar ik heb er niet de vinger op weten te leggen. Tot dat moment waren ziekten, gebreken en overlijden slechts theoretische mogelijkheden en, indien ze al voorkwamen, betrof het altijd andere mensen. Omdat ik ook onmiddellijk behandeld moest worden verloor ik mijn hormonen en daarmee mijn libido, maar ik kreeg er niet de onschuld voor terug. Het mannelijk gereedschap was er nog, maar de noodzaak om ermee te spelen was verloren gegaan. De goede wil was nog aanwezig, maar ik verloor het oog voor timing. Nou ja, die was voordien ook niet altijd perfect geweest, bijvoorbeeld als ik tijdens een bergwandeling op een plek met magistraal uitzicht opgewonden raakte en mijn lief voorstelde om ter plekke een primitief offerfestijn uit voeren om eer te bewijzen aan de grootsheid van het leven. Maar door de kankerpillen was zelfs de slaapkamer niet meer geschikt voor de mooiste ceremonie van alle, omdat ik de arrogantie en het zelfvertrouwen was kwijtgeraakt en er onzekerheid voor terugkreeg, zodat ik de juiste momenten miste.

De kracht in mijn vingers ben ik verloren en ik weet niet wanneer het de laatste keer was dat ik zonder probleem het bovenste knoopje van mijn overhemd vastmaakte. Ik mis je soms zo dappere dikke vinger en verlang dan naar de tijd dat ik me helemaal niet bewust was van je bestaan. Door de versleten heup is mijn stoere stap er ook al niet meer, net als de kracht in mijn spieren.

Ik verloor mijn baardhaar en borsthaar, maar dat kon me weinig schelen. Toen ik echter dankzij de behandelingen de controle over vitale lichaamsfuncties begon te verliezen, werd het moeilijk. Een beetje urineverlies moet kunnen. Als je zelf niets laat merken weet niemand het, maar op een dag merk je dat andere mensen het kunnen ruiken. Ik zou dat het verlies van de zindelijkheid kunnen noemen omdat de herenluier de volgende stap is. Daarbij lijken de dodelijke stralen die mij moesten genezen ook de darmwanden verschroeid te hebben en wandel ik als een moeilijk startende racemotor door het leven, niet langer in staat de spieren aan te spannen om te voorkomen dat mijn komst al van verre aangekondigd wordt. Dat betekent ook een stap in het verlies van de waardigheid. Ach, ik overdrijf een beetje. Dat doen alle schrijvers. Wie dat niet doen zijn boekhouders. Er zijn natuurlijk ook pauzes van mijn peristaltiek zodat ik met mijn kleindochters verstoppertje kan spelen zonder dat ze door hun oren te spitsen me onmiddellijk weten te vinden.

Ik schaam me er echter wel voor en zorg zo goed mogelijk dat niemand er iets van merkt, maar dat lukt niet altijd en daarmee verlies ik mijn gevoel voor eigenwaarde. Met mijn hersenen kan ik me daar wel overheen zetten. Mooie woorden schrijven is toch nog altijd knapper dan harde scheten laten, maar toch. Het knaagt.

En dan, op een rotdag verlies je de woorden en de namen. Ik weet het want met regelmaat kan ik al niet meer op een vogelsoort komen of me een bloemennaam herinneren. Ik heb alleen nog ergens onder in mijn hersenen een stapeltje medicijnnamen liggen, maar dat is niet het leukste dat er is. Vaak zit ik midden in een tekst en kan ik niet verder. Het woord dat altijd vanzelf bij me kwam is weg. Ik zoek in onze grote bibliotheek, het liefst in gedichtenbundels. Waar is het toch gebleven?

Ik ben nog zoveel van plan, maar vrees wel dat ik de tijd die ik daarvoor nog nodig heb niet zal krijgen. Dat kan je geen verlies noemen, want ik had het nog niet eens, maar toch is verlies van het gevoel van de zekerheid dat er na morgen absoluut een overmorgen komt onhandig. Daarom houd ik mijn stukjes maar zo kort mogelijk. Ze worden steeds minder omvangrijk. Ik hoop dat mijn gedachten uiteindelijk allemaal op een tegeltje passen.

Mijn laatste tegel? Ik weet het nog niet. Misschien “Nu ik alles kwijt ben durf ik het leven ook wel los te laten.”