Toen ik op de autoradio hoorde dat Prince was overleden had ik niets aan alle woorden die ik tot mijn beschikking had en zweeg mijn pen. Kon ik maar gitaar spelen. Steeds vaker mis ik de woorden om mijn werk naar behoren te doen. Steeds vaker hoor ik een stemmetje in mijn hoofd dat zegt dat er geen woorden meer nodig zijn. Een grijze sombere leegte bleef na het nieuwsbericht in mijn auto hangen. Weer was er een ontsnapt die klanken vond voor iets dat woorden niet kunnen vatten.

Waarom zou ineens de dood van een onbekende mij iets doen? Mijn leven lang huilde ik nooit op begrafenissen. Ik deed mijn best voor de nabestaanden, maar het lukte me niet ook maar het minste druppeltje eruit te persen. ? Zelfs als er mensen in mijn naaste omgeving overleden, liet het geen vervelend gevoel achter. Ach, hun tijd was gekomen, het leven voorbij en de volgende dag schreef ik gewoon weer een stukje. Elke dag was er weet iets te schrijven. Dat zou nooit ophouden. Het leven was eeuwig, de dood maar een moment.

Dat veranderde sinds de dokter het woord ‘kanker’ gebruikte en van af dat moment voel ik een steeds grotere kwetsbare plek in mijn hart. Soms betrap ik mezelf erop op de pagina met rouwadvertenties te kijken om te zien of er mensen tussen staan die ik ken. Het is een vorm van zelfkwelling.

De makers van de soundtrack van ons leven, ik ken ze alleen van de radio, waarom zou ik dan droevig zijn. Maar eerst David Bowie en nu Prince. Wat is er dat ze me zo verweesd achterlaten?

Ik wist niets over Prince, alleen dat hij klein was, ben in tegenstelling tot mijn zoon nooit naar een concert van hem geweest en zijn films vond ik vreselijk. Maar toen hij ‘Sign of the Times’ zong, wist ik dat hij een genie was. “Oh yeah, In France a skinny man died of a big disease with a little name By chance his girlfriend came across a needle and soon she did the same.”

De dag na het slechte nieuws bracht ik Helena die tien jaar oud is naar de toneelschool voor de generale repetitie van Romeo en Julia, het verhaal over jonge mensen die al meer dan 400 jaar leven, in elke opvoering sterven en nooit dood gaan.

“Ken je je tekst goed?”

“Natuurlijk,” zei ze.

Ze luisterde maar half, want haar aandacht was bij haar IPhone. ‘I took a pill in Ibiza’, hoorde ik. Heimwee naar de tijd dat ik haar naar zwemles bracht en de mooiste gesprekken met haar voerde overviel me.

“Kun je alsjeblieft je telefoon uitdoen zodat we gezellig kunnen praten,” vroeg ik.

“Weet je wie Prince is?”

“Nee,” zei ze.

“Dat was een wereldster, iemand zoals….” Ik zocht naar een naam en kreeg uiteindelijk met grote moeite “Justin Bieber” uit mijn mond. “Die is overleden.” Ik noemde wat titels van Prince.

Helena vond het niet interessant.

“Laat ik de autoradio aanzetten, er is vast wel een station dat nu muziek van hem draait,” stelde ik voor. Nee hoor, juist op dat moment was er net niets. Hoe lang zal het duren tot er nooit meer muziek van Prince klinkt op onze radiostations?

Ik zag vanuit een ooghoek haar jonge slanke vinger bewegen en ineens kwamen uit haar telefoon de eerste klanken van Purple Rain. “Dat is hem,” zei ik opgewonden en dacht dat Prince haar zou betoveren als ze eenmaal luisterde.

“Vind je het mooi?”

Ze haalde haar schouders op.

“Hij speelde elk muziekinstrument zelf.” Mijn stem klonk naar gebroken emotie. Helena leunde voorover en probeerde mijn gezicht te zien. “Some say a man ain’t happy unless a man truly dies. Oh why? Time, time,” klonk het in mijn hoofd. Ze lachte een beetje ondeugend en zei “Opa”. Toen ik glimlachend naar haar keek, zag ze de traan die de kortste weg omlaag zocht.

“Waarom opa?” vroeg Helena.

“Omdat het te snel gaat. Het gaat veel te vlug en dat doet zo’n pijn, zo’n vreselijke pijn.”