Beste Thea, Ik probeer je te schrijven in een druk café in Amsterdam, waar gelachen wordt en iets te luid gepraat, maar dat mag, anders komt men niet uit boven de muziek waar niemand naar luistert. Gek is het wel om hier te midden van al die die mensen die geen idee hebben dat er ooit een eind aan hun leven zal komen, naar woorden te zoeken om te antwoorden op je bericht dat het nu voorbij is.
Uit je mail begrijp ik dat het voor jou genoeg is geweest, dat het niet meer gaat, dan het elastiek dat aan het einde van ons leven ons nog een beetje met de anderen mee laat veren op breken staat. Je beslissing is invoelbaar voor me en ik weet dat het bepalen van het moment waarop je de knoop doorhakt niet gemakkelijk is. De goede dokter geeft je het infuus of een injectie en je bent bevrijd van wat echt niet meer hoeft. Om eerlijk te zijn begrijp ik jou zoveel beter dan de schrijver van wiens afscheid ik net kom – heb mijn zwarte pak nog aan – en die schreef dat wie zelfmoord pleegt dat niet doet omdat hij dood wil maar een ander leven wenst. Jij weet net als ik dat we niet in de snoepwinkel staan om te kiezen wat het lekkerste is, maar dat we slechts een leven krijgen. Het is het mooiste leven dat er is en we doen naar vermogen ons best er iets bijzonders van te maken. Dat heb jij gedaan, zonder dat je wist dat je dat deed. Je leefde gewoon, dat is alles, ja alles in de zin van niets meer dan dat.
Tot die hersenkanker kwam met al zijn onbeantwoordbare vragen. Het eerste deel van ons leven weten we niets van de dood. Dat maakt het relatief gemakkelijk. Maar dan laat iemand het K-woord vallen, worden de schaduwen langer en is het minder gemakkelijk om in het zonlicht te blijven lopen. Als je het eenmaal weet blijft het besef als kauwgum onder je schoen zitten en je raakt het niet meer kwijt.
Je hebt gelijk dat de kanker zoveel verprutst, kapot maakt. Maar is het echt de kanker? Dat is niet meer dan een stel op hol geslagen lichaamscellen. Is het niet meer de bonte Boschiaanse optocht waarbij de kanker als de pest op een hooiwagen is gehesen die door de stad wordt gereden, ons voortdurend herinnerend aan het einde van het leven op aarde. We ontsnappen er niet meer aan en de mensen langs de weg zingen “Kanker hier, kanker daar, kanker willen we geen van al.” Een op de tweeëneenhalf mensen in Nederland hoort op een dag dat hij kanker heeft. Jij en ik weten dat ze niet hoeven te vechten, maar juist leren hoe je blijft leven alsof je het eeuwige bestaan hebt. Alleen het leven telt, de dood is niet meer dan het noodzakelijke slot ervan.
Het is voor mij soms de vraag of de dood ons niet al opgedrongen wordt met de tocht in en uit het ziekenhuis, naar de chemo’s, de eindeloze onderzoeken die de knop van de hoop nu eens aan en dan weer uit zetten. Het paleis van keizer Kanker waar alles behangen is met de angstkreten van wie vergeten is te leven is het decor dat ons wordt opgedrongen. Daar wordt gedempt gesproken in een ons tot voor kort onbekende taal. De taal van het voorstadium van de dood. Een taal zonder poëtisch potentieel. Wat rijmt er op metastase? Laatste fase? Welke woorden kun je maken met de letters B, R, C of A en met de P, de S en de A? Chemobrain rijmt op bonepain, maar is er ook iets dat lekker allitereert? Bad luck en biomarker? En hoe lelijk klinkt toch uitbehandeld.
Zo veel tijd verloren door die kanker, terwijl we ons hadden kunnen richten op het leven dat we nog hadden. Muziek, een mooi boek, een gedicht duizend keer voorgedragen. Laten we met de herovering van de woorden die bij ons leven horen het terug proberen te krijgen. Thea, wat je besloten hebt te doen is geen euthanasie. Laat de mensen die graag dokterstaal willen praten hun tong daar maar over breken. Door die injectie stap je aan boord van een zeilboot en je vaart je leven uit. Een zachte bries; jij zult dat inmiddels wel beter weten dan ik. Sommigen van ons denken ‘ergens naartoe’. Zelf denk ik ‘nergens naartoe’. Het maakt niet uit. Wat wel uitmaakt is hoe je vanaf het moment dat er iemand ‘Help Kanker’ heeft geroepen, je doorleeft naar het moment dat het licht uit gaat. Zo maar, of zoals in jouw geval omdat jij besloot dat het genoeg was.
Thea, ik ben blij dat we elkaar ergens in onze levens tegen zijn gekomen. Ik vond het geweldig dat jij en Marijke die lezing organiseerden waar Marion en ik kwamen vertellen over onze boeken en stukken voor mochten lezen over de schoonheid en de ontroering die bij onze levensreis hoort. Alles omdat je het wilde voor je er niet meer zou zijn. Ik was geëmotioneerd terwijl ik de woorden met je deelde over wat mij in leven houdt. Ik lees wel vaker voor over dit onderwerp, in kankerinloophuizen bijvoorbeeld. Ze behoren tot de fijnste lezingen die er zijn, maar de eerste keer dat ik het deed was bij jullie in Zevenaar. We kunnen elkaar op zo’n avond de beste dingen geven die er zijn. Ik jou wat woorden en jij Thea mij het besef dat het goed is om samen onze levens te ontkankeren. Ik weet niet of je mijn gefluisterde woorden nog ergens kunt horen, want van Marion heb ik inmiddels begrepen dat je vetrokken bent. Ik had te veel tijd nodig voor de keuze van de juiste woorden en had je eigenlijk alleen dit willen laten weten: je bent er nog tot het moment waarop de laatste die zich jou herinnert sterft. Goede reis, Ivan.