“En natuurlijk is er de pijn .. de angst.. de eenzaamheid,” schrijft iemand me naar aanleiding van een van mijn kankerblogs. Wat moet ik haar terugschrijven? Wat heeft ze aan prietpraat en dooddoeners?

Het was een drukke week en ik ontving veel mails van mensen die bang zijn voor wat gaat komen. Ze schrijven me “Wat moet ik doen?” maar ik weet het niet. De informatie komt meestal te laat en bij de verkeerde mensen, die ons schrijven als we er nog niet aan toe zijn. Wat rest is de eenzaamheid, want de hele wereld lacht en lijkt gezond, doet dwaze dingen omdat het zomer is, maar kankerlijers weten vaak niet goed meer hoe ze bij de polonaise aan moeten haken. We zijn blij met een enkele zin waarin we onszelf herkennen, zetten een mooi stuk muziek op of kijken naar een film waar we een beetje van moeten huilen omdat die over het leven gaat.

Ik heb na dertien jaar kanker geleerd dat de keizer aller ziektes niet zo belangrijk is als men ons wil doen geloven. Ons leven is dat wel maar het is soms moeilijk te verdedigen. De kankerindustrie rondom ons, geboren uit de angst van mensen zonder kwaadaardige gezwellen doet ons voortdurend geloven dat het andersom is. Op twitter zie ik een bericht langskomen over mensen die door een stuk op de fiets rond te rijden geloven een vuist tegen kanker te gaan maken. Lieve mensen, schudt uw vuistjes alstublieft niet voor mij. Ik ken mijn kanker. Die is er absoluut niet van onder de indruk. Fiets omdat u het leuk vindt, maar u hoeft niet duidelijk te maken dat als de kanker eenmaal is vastgesteld we verloren zijn en gaan sterven, maar dat u ons met geld voor nog meer onderzoek zal redden.

En lieve mensen van het bevolkingsonderzoek naar darmkanker, stuur me niet ongevraagd zo´n zelfafnametest om mijn ontlasting op te lepelen en u die toe te zenden. Ik hoef niet herinnerd te worden aan de groeiende paniek onder de gezonde bevolking dat het op een dag iedereen kan treffen. Besteedt uw geld toch liever aan iets anders. Leer mensen behoorlijk te eten, leg meer wandel- en fietspaden aan, maak het roken van tabak zo moeilijk dat slechts echte suïcidalen het nog willen en zorg dat de stress van ons dagelijks leven het lichaam niet volledig in de war brengt. Het is misschien geen medicijn tegen kanker, maar wel voor het leven. De boeman bestaat niet meer, maar nu wordt ons van alle kanten het woord kanker toegeschreeuwd om duidelijk te maken wat er van ons terecht zal komen.

Gisterenavond gingen Marion en ik uit eten. Een man die we van de tennisclub kennen kwam langs ons tafeltje.

“Hé Marion,” zegt hij enthousiast. Ik ben eraan gewend dat je haar eerder ziet dan mij. Hij draait zijn hoofd. “Hé Ivan. Jullie zien er fantastisch uit. Gaat het goed?”

“Ja,” zeggen wij volmondig. “En hoe gaat het met jou?”

“Ik heb het zelfde als Ivan,” zegt hij. “Ik weet het natuurlijk van jullie. Je hebt erover geschreven, erover gesproken op televisie. Jullie zijn een voorbeeld voor me. Daardoor weet ik ook hoe ik het wil doen.”

Natuurlijk verwarmt ons de gedachte dat je een voorbeeld voor iemand kunt zijn. Niet voor iedereen, maar voor mensen die bang en eenzaam zijn en een route willen volgen waarvoor geen reisgidsen bestaan. Om die reden heb ik er echter nooit over geschreven en als ik er over geïnterviewd werd dachten ik later vaak “Waarom heb ik dat nu verteld?” Hoe Marion daarover denkt weet ik niet, maar ik schrijf erover omdat ik van beroep schrijver ben en wat werkelijk belangrijk is in woorden te vangen. Ik schrijf omdat ik niet anders kan.

Na ons dessert – scroppino – zitten Marion en ik nog even te praten over alle toetjes in ons leven en houden over het witte tafelkleed heen elkaars hand vast. Over de Indische broodpudding met verse kokos, over de Om Ali uit Egypte. De eigenaar van het restaurant komt, zegt “0, wat is dat mooi” en legt even zijn beide handen om de onze. Ja, want de kanker is verslagen. Niet omdat hij er niet meer is, maar omdat hij al lang de baas niet meer is over ons leven.