Het is vrijdag en op die dag schrijf ik al twaalf jaar een blog om te vertellen hoe ik herstelde van de schok door de mededeling van een arts die zo maar zei dat ik kanker had. Is er verschil tussen mijn leven voor en na het woord kanker? Jazeker, ik werd een man die kon sterven. Voor die dag in 2002 was de dood alleen maar een theoretische mogelijkheid. Het zou ooit kunnen gebeuren. Ja, ik had er wel eens over gehoord en er over gelezen. Dood? Het leven komt dan ten einde en de aanwezigheid van mezelf op aarde is dan voorbij. Voordien werd ik nooit wakker met het idee dat mij iets zou kunnen overkomen en de rest van de dag dacht ik er evenmin over na. DOOD. Vier letters een palindroom. Dat was het zo´n beetje. Daarna echter zat de dood als een onbestrijdbare neet in mijn haar, een niet weg te spoelen lintworm in mijn darmen. Er waren dagen dat ik er niet aan dacht, maar er gebeurt altijd wel iets waardoor ik er toch in eens weer aan denk. Het laat me nooit meer los.

Wantrouw degenen die beweren dat het ze niets doet. Neem de mensen met kanker die hun schouders ophalen niet serieus. Ik heb het allemaal meegemaakt, gemerkt hoe het mijn relatie beïnvloedde, gezien hoe het mijn visie op de wereld rondom me veranderde en zelfs hoe ik anders naar mijn lichaam ging kijken. Na twaalf jaar een wekelijkse blog – nooit een keer overgeslagen – mag ik me ondertussen wel de langst levende kankerblogger of andersom de langst bloggende kankerlijer noemen. Misschien heb ik het genre wel per ongeluk uitgevonden.

Alles in de achtbaan van de kankerride is wel eens langs gekomen. Ik leefde in hoog tempo maar de woorden van de uroloog waren niet als een muur waarop ik te pletter sloeg. Aanvankelijk rende ik haastig verder met mijn te drukke leven en onderging de behandelingen als een noodzakelijk kwaad, rende elke ochtend mijn rondje door het bos of er niets aan de hand was. Inmiddels weet ik beter.

Ik citeer uit een oud onderzoek: mensen die met de dood zijn geconfronteerd hebben de wens om de tijd die ze nog leven een kwalitatief beter leven te leiden. Voor sommigen betekent het een wereldreis of een sportauto. Voor anderen betekent het dat je in je relatie het beter wilt doen dan voorheen: de aandacht geven waar je nooit tijd voor had, leren vergeven. En zelfs bij zoiets als een bloedtransfusie blijkt dat mensen met een terminale aandoening sneller reageren op een aankondiging over bloed doneren en ook bereidwilliger zijn het af te staan. Mensen die het weten zijn overigens geen helden of engelen, maar net zulke klootzakken als ieder ander, maar de dood kun je ze niet meer afnemen en die heeft zich in onze lichaamscellen tussen de uitzaaiingen  genesteld.

Als ik het aan een arts vertel kijkt hij me aan. Het zal wel. Wanneer ik zeg dat het daar eigenlijk om gaat bij kanker – leren omgaan met de ander die je geworden bent – denkt hij dat er toch beter niet al te veel tijd in moet worden gestoken. Omdat we in de wetenschap nu eenmaal leren om nooit iets te vertrouwen – tenzij het om je eigen mening gaat – willen de mensen die ons behandelen en verzorgen eerst wel eens weten of dat beter omgaan met jezelf en degenen die je lief hebt echt belangrijker is dan de keuze voor de ene of de andere behandeling. Ze vragen een subsidie aan om het te verifiëren. Gejuich bij de onderzoekers en in eigen kringen vertellen ze elkaar trots dat ze sponsoring voor hun waarheidsvorsing hebben ´binnengehaald´. Als arts die tegelijkertijd patiënt is voel ik me een beetje vies bij dergelijk woordgebruik. Samen beslissen over wat de behandeling is en hoe ik mijn leven verder in zal richten is geen onderwerp voor een interventieonderzoek, maar een basaal recht. Het is mijn leven. Hoe zo ´meten is weten´? Ik zou zeggen dat als het om een recht gaat we ´doen is geloven´ behoren te zeggen.

De wetenschappers die het onderzoek deden waarover ik zojuist schreef vatten hun werk op de volgende manier samen: zij die nadenken over hun sterfelijkheid op een meer persoonlijke en authentieke manier zijn meer bezig met de waarde van het leven. Dat zou je altijd moeten doen, maar voor mensen zoals ik moet de dood eerst om de hoek komen kijken.