Op straat sta ik plotseling stil, span mijn billen, strek mijn benen alsof ik de knieën door de achterzijde wil duwen, rek mijn nek en buig mijn hoofd naar achteren.

“Wat is er opa?” vraagt Helena.

“Loop maar door, loop maar door,” pers ik tussen mijn lippen door, bang dat elke beweging er nu voor kan zorgen dat mijn sluitspier in zijn hopeloos lijkende strijd het niet meer redt. Marion kijkt me vragend aan. “Ergens iets drinken,” krijg ik er nog net uit. Als de storm in mijn darmen even tijdelijk is gaan liggen loop ik langzaam naar het cafeetje waar Marion en mijn kleindochters naar binnen zijn gegaan.

“Toilet?” vraag ik zachtjes aan de eigenaar. Aan mijn angstige bezwete gelaat leest hij af dat de nood hoog is. Hij maakt een gebaar met zijn hoofd naar rechtsachter en zegt met enig medelijden in zijn stem. “Even bezet.”

Bestraling en andere behandelingen in het meest kwetsbare deel van het lichaam van een man hebben daar van alles verwoest. Als de aandrang opkomt kan ik het niet lang meer ophouden en moet ik binnen een paar minuten reageren. Ik heb ermee leren leven en op twee of drie incidentjes na is het altijd goed gegaan. Het lijkt rampzalig, maar het is heus niet zo erg als de angst voor een astma-aanval van je kind of de zorgen over een demente moeder.

Die ochtend vertrok ik in haast om niet te laat bij de uitgang van de school te staan en vergat mijn fototas, waarin ik voor de zekerheid standaard mijn overleefpakket heb zitten: schoon ondergoed, billendoekjes voor zuigelingen. Het is vandaag van extra belang dat het ook zonder nooduitrusting goed gaat, want de opadagen zijn bedoeld om gezellig en zonder enige smet te verlopen. Het was tot dat moment erg leuk verlopen tot de opstand in mijn endeldarm begon toe. Bij onze wandeling door de stad deed Helena bijvoorbeeld alle manieren van lopen voor. Ze begint met ons familieloopje met de voeten naar buiten wijzend. “Sommige mensen lopen zo,” zegt ze en daarna volgen de O-benen en de X-benen.

“Hoe loop ik?” vraag ik.

Met een slepend rechterbeen stapt ze ineens snel voort. Perfect demonstreert ze de man die zo ijdel is dat hij ook nog probeert te verbergen dat er iets met zijn heup aan de hand is. Nu eens wel dan weer niet kun je het zien. Ze moet me goed bestudeerd hebben. Ze kijkt over haar schouder om mijn reactie te zien. Geen idee wat ze op mijn gezicht leest, maar in elk geval zegt ze: “Nou ja. Misschien meer zo.” En dan loopt ze zonder slepend been snel naar de hoek van de straat. Ik wil op zo´n perfecte dag niet dat die urgente aandrang mijn pret gaat bederven.

Er komt gestommel uit het toilet en ik hoor de kraan lopen. Ja hij is vrij en ik ga razendsnel naar binnen terwijl ik de riem van mijn broek al los maak. Er is geen tijd om eerst de deur helemaal op slot te doen, met een plof ga ik zitten zonder de bril eerst omlaag te doen en plaats mijn linkerbeen naar voren om de deur daarmee te blokkeren. Gehaald. Het duurt daarna behoorlijk lang voor mijn darmen en mijn zenuwstelsel weer tot rust zijn gekomen. Daarom blijf ik lang zitten en doe wat yogaoefeningen. Het voelt alsof ik een enorme sportprestatie achter de rug heb en de spieren hebben tijd nodig zich te herstellen. Als ik terug ben bij al mijn lieve meisjes hebben zij de chocomel, fristi en earl grey al lang op. Snel drink ik mijn koud geworden thee en vraag om de rekening. Het lijkt me raadzaam om de eigenaar een ruime fooi te geven om te zorgen dat hij en ik kunnen vergeten hoe ik daar stokstijf staande wachtte tot ik de last van me af kon werpen.

Buiten vraagt Helena bezorgd aan me “Opa, heb je niet in je broek gepoept?” Ik ben zo blij dat ik “Nee, lieve schat” kan zeggen. Ze geeft me een hand en samen huppelen we naar de beste ijsjeswinkel van Amsterdam. Kanker is niet zo´n ramp, zo lang je maar niet zo veel gedoe hebt met de gevolgen van de behandeling ervan.